Pakezels
Door Susanna de Bijker | beeld: saida ragasOm haar loodzwaar geworden hoofd te ondersteunen heeft Aukje een extra kussen gepakt. Ze trekt een laken op tot onder haar kin. Het geschreeuw voor haar huis is opgehouden, er rest alleen een onregelmatig, moedeloos geklepper met de brievenbus. Een zwak geluid, niet bij machte haar dagdromen te verstoren.
Vorig jaar, tijdens de bezichtiging, stond ze voor het eerst in dit huis. In de tuin verzopen plukjes gras in de kleigrond, de woonkamer was smal. Ze had een wandeling gemaakt door de buurt waar de straten in elkaar haakten en waren vernoemd naar vissen. Goed genoeg, hield ze zichzelf voor.
Bij de oplevering maakte ze kennis met Linda, de vorige eigenaar, die half achter de verkopende makelaar stond en even met haar vingers wapperde, waarna ze haar handen kouwelijk in de mouwen van haar windjack schoof en hardop huiverde. Kinderlijke manier van doen, dacht Aukje. Zelfs voor iemand die zeker tien jaar jonger was dan zijzelf.
Aukje was alleen gekomen. Zij had niemand nodig: wat een makelaar kon, kon ze zelf ook. Ze inspecteerde de vetkringen op het fornuis, de stofpluimen in de slaapkamer. Daar stond een achtergebleven wandmeubel, dat vervaarlijk wiebelde toen ze het een duw gaf.
‘Natuurlijk halen we die kast weg,’ suste de makelaar, die zich beschermend voor Linda posteerde. Hij hield Aukje een tablet voor om het overdrachtsformulier te tekenen, maar die legde ze in de vensterbank. Ze eiste dat het meubel direct werd gedemonteerd en weggedragen. Linda wrong een hand uit haar mouw en beet op een nagel.
Het liet Aukje koud. Die zie ik nooit meer, had ze gedacht.
Een vergissing. Op een dag belde Linda aan en vroeg of er nagekomen post voor haar lag. Ze droeg een minuscule vetplant op haar hand die ze Aukje aanbood ‘vanwege de ruzie’. Veel last leek ze niet te hebben ondervonden van het conflict om de kast. ‘Mijn makelaar was pislink op je,’ proestte ze. Haar bovenlichaam sloeg voorover van pret.
Aukje zette het plantje achter zich op een traptrede en blokkeerde de deuropening weer, haar armen als een dijk voor haar borst. Linda leek het niet te op te merken. Blijkbaar ontdekte ze iets interessants in Aukje, want ze kwam dichterbij staan en leunde tegen de muur. ‘Ik dacht: wat heeft die een power!’ zei ze over hun eerste kennismaking. ‘Jij laat niet met je sollen!’
Complimenten waren nooit gratis, maar Aukje was haar iets verschuldigd en stak een hand uit. Een belegen gebaar, dat Linda nonchalant aanvaardde, waarna ze over haar eigen vingers wreef: ‘Warme handen heb je. Dacht ik al.’
Ze vroeg waar Aukje werkte. O, bij het kadaster. Dan kende ze John vast, een van de managers, een goede vriend. Linda dempte haar stem en keek argwanend naar twee naderende wandelaars. Die hoefden niet alles te horen, verklaarde ze, wat haar gesnater tegen Aukje iets intiems gaf. Ze praatte en praatte.
De deurpost had in Aukjes rug gedrukt. Niet alleen uit beleefdheid was ze blijven luisteren, besefte ze later, toen ze op haar bank zat en de woonkamer haar opeens schraal voorkwam. Alles in deze ruimte was haar bezit. Gold het omgekeerde ook: bezat deze ruimte haar?
Haar radeloosheid was onnodig, hield hij vol, je moest een relatie zien als een project, dat een begin had en een einde.
Ze verschikte een kussen, tuurde omhoog naar het korrelige stuc op de plafondplaten, dacht aan het bouwstof dat haar vorige woning had bedekt. Drie jaar geleden had haar man zijn klusoverall uitgeklopt en gezegd: ‘Het huis is af.’ Langzaam was tot Aukje doorgedrongen dat hij hun huwelijk ook als voltooid beschouwde. Blijkbaar had ze slecht opgelet. Haar radeloosheid was onnodig, hield hij vol, je moest een relatie zien als een project, dat een begin had en een einde.
Ze sloot haar ogen en zag een bonte hoeveelheid beelden uit Linda’s leven voor zich: de manager van het kadaster die laminaat legde in Linda’s nieuwe appartement, Linda achter de balie bij de schouwburg, waar ze al jaren werkte en waar collega’s voor haar klaarstonden. Bij iedereen van de technische dienst scheen ze wel eens gelogeerd te hebben in noodgevallen. Een kring van bereidwillige mensen omringde haar en toch leek ze te zijn opgefleurd door de aanwezigheid van Aukje, van wie ze afscheid had genomen als van een vriendin.
Het weekend erop stond Linda om vier uur ’s middags voor de deur met een feestelijk ingepakt kaasplankje. Dit keer liet Aukje haar binnen.
‘Ben je er volgende week rond deze tijd ook?’ vroeg Linda na afloop van het bezoek.
Natuurlijk was Aukje dan thuis, net als de week erna.
Na Koningsdag dronken ze hun glas wijn voor het eerst buiten, op Aukjes terras. Op de grassprieten rustten sinds kort grindtegels.
Linda zag even grauw als de tuin. ‘Ik heb mama in mijn hoofd,’ verklaarde ze. Een mooie vrouw was die moeder geweest, met dik, rossig haar. Op een schemerige ochtend was ze haar dochters slaapkamer binnengezeild, had het raam opengeschoven en gedreigd dat ze Linda eruit zou gooien.
‘Hoe voel jij je daarbij?’ Linda bauwde het Groningse accent van haar psycholoog na. Ze hief haar glas, tuurde erdoorheen naar de zon en verklaarde dat het tijd werd om wat anders te proberen dan therapie. Veel effectiever dan praten was het om opdringerige herinneringen weg te laten nemen. Mensen met een gave voor handoplegging konden gedachten als het ware absorberen. Zij waren volgens Linda pas echte hulpverleners.
Een kneepje in Aukjes bovenarm.
‘Jij bent sterk,’ verzekerde Linda haar. ‘Jij kunt een hoop verstouwen.’
Deze waardering gaf Aukje kracht, omdat die juist was. Zij kon zichzelf redden en Linda had ondersteuning nodig.
Volgens het internet draaide de methode om energie onttrekken met je handen. Behandelaars moesten emotioneel stabiel zijn en hun leven op orde hebben. Soms werden ze pakezels genoemd, las ze, vanwege alle herinneringen die ze torsten. Niet zo’n respectvolle term, vond Linda toen ze dat hoorde en keek ernstig. ‘Het is mooi werk.’
‘Bij mij thuis dan,’ besloot Aukje. De volgende avond zette ze een eetkamerstoel midden in de woonkamer en ging achter Linda staan alsof ze een kapper was. Het was gemakkelijker om zo te beginnen, kijkend op Linda’s kruin.
‘Eerst dat van je moeder? Vertel het eens vanaf het begin.’
Ze legde haar handen op Linda’s geföhnde kapsel, dat inzakte toen ze haar vingers steviger aandrukte. ‘Stil blijven zitten.’
Ze informeerde naar details. Wat had de moeder aangehad die ochtend? Had ze een lamp aangeknipt? Wanneer drong de herinnering zich op?
Af en toe lichtte ze haar handen op. Toen Linda langzaam stilviel, kreeg Aukje de ingeving een paar keer stevig over haar schouders en rug te strijken, suggererend dat ze iets afveegde.
Na afloop van de sessie prees Linda Aukjes gave. Ze dirigeerde Aukje naar de bank. Die keek ongemakkelijk toe hoe Linda in haar domein rondliep, frisdrank inschonk en het vriesvak opende. Met twee tot de rand gevulde glazen vol tinkelende ijsblokjes liep ze de woonkamer in. De cola was ijskoud, Aukje liet aarzelend een slok over haar tong dwalen.
Linda ging naast haar zitten en sloeg haar benen over elkaar. Haar voet schommelde loom, Aukje volgde hem met haar ogen. De beweging kalmeerde haar en herinnerde aan de afgelopen sessie, waarin het zo eenvoudig was geweest om aan te nemen dat haar handen verbonden waren met Linda’s brein. Ze voelde zich al meer op haar gemak.
Bij de volgende behandelingen vertelde Linda tot ze schor klonk. Haar vertrouwen werkte aanstekelijk. Aukje kreeg warme handen, soms prikten ze. Een enkele keer voelde ze een schokje, of een tinteling in haar ruggengraat.
Op een avond in bed verkende ze Linda’s ervaringen tot in detail: festivals, onverwacht hoge rekeningen, stalkende vakantievriendjes. Steeds de opwindende mogelijkheid dat een gebeurtenis zich ontpopte tot een drama dat diepe vreugde of wanhoop rechtvaardigde. Tussen haar oren suisde het, de ruimte daar voelde vanbinnen groots en wijder aan. In haar hoofd huisde een koepel, ze zag het voor zich: één met cassetten in het plafond, zoals het Pantheon van Rome.
Van verbazing ging ze rechtop zitten, haar ogen nog dicht. Zonder dat ze zich er rekenschap van had gegeven, was er een klassieke bergplaats opgetrokken onder haar schedeldak, veel mooier dan die moderne hallen met servers waar informatie werd bewaard. Ze liet tot zich doordringen dat het gebouw tot in de puntjes was afgewerkt.
Aukje ligt in bed, een extra kussen onder haar zwaar geworden hoofd. Ze heeft zich ziek gemeld en de bel uitgezet. Had ze eerder moeten doen. De wereld in de koepel is voldoende uitgedijd om haar volledig in beslag te nemen. Een mooi idee.
Linda ziet dat anders. Ze heeft een paar keer opgebeld, fluisterde dat ze weer aan hyperventilatie leed. Toen Aukje ademhalingsoefeningen adviseerde en daarna de verbinding verbrak, kwam Linda op de stoep voor haar huis staan.
Na een lange stilte dringt opnieuw rumoer door tot de slaapverdieping. Aukje luistert.
‘Je hebt me gebruikt,’ schreeuwt Linda door de brievenbus. ‘Roofdier!’
Aukje laat haar hoofd weer zakken, rolt behoedzaam op haar zij, krult zich op als een slang die een kip verteert.
Over de auteur
Susanna de Bijker woont in Rotterdam en werkt in het onderwijs. Ze werd opgeleid als kunsthistorica, maar brengt tegenwoordig vooral tijd door met romans. Haar voorkeur gaat uit naar compacte vertellingen.
Over de illustrator
Saïda Ragas (Amsterdam, 1997) is illustrator, (paal)danser en co-founder van HALFNAAKT. Haar werk is gebaseerd op diens idealistische, seks-positieve en feministische ideeën. Ze word geïnspireerd door haar plezier en haar woede en experimenteert met verschillende mediums en manieren om een verhaal te vertellen. Ze studeerde in 2023 af aan HKU Illustratie, met een minor in Gender Studies aan de UU.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Een goede vader
Door Tony JacobsHerman zegt tegen me: ‘Schrijf maar over wat je meemaakt, ma.’ Erover praten wil hij niet. ‘Wat valt er te zeggen?’ ‘Hij was je vader,’ zeg ik, ‘en een hele goede.’ Ik vraag hem of hij zijn zus gelooft en hij begint over mijn auto. Of die nog een beetje fijn rijdt. Ik heb een […]