Klaartje
Door Eva Gabriela | beeld: Pim van HuisselingKlaartje lag vast bij haar moeder in de kist. Hij speelde verstoppertje nog net zo gemeen als altijd, wetende dat Sandra niet door hout kon kijken.
Sandra rekte zich discreet uit. Ja, daar trommelden Klaartjes vingers op de rand van de kist. Ze zakte weer ineen. Haar moeder was bijna in beeld gekomen, en dat wilde ze niet. Ze had er meer dan vrede mee dat ze die al voor het laatst had gezien.
Sandra’s broer was aan het woord. Hij las hetzelfde gedicht voor als bij de dienst van hun vader. Hij had inmiddels een baard, en twee kinderen die ze nooit eerder had gezien.
De grote vraag was nu, bedacht Sandra zich, of Klaartje naast haar moeders oor of arm of zo lag, of dat hij ín haar zat. Daar kwam hij immers vandaan. Daarom durfde Sandra te hopen dat ze nu misschien, eindelijk, van hem af was.
*
Haar ouders wezen hem op een dag aan. Dat is Klara, zeiden ze. Sandra zag en hoorde niets, waardoor ze niet meteen protesteerde. Dat moedigde haar ouders aan.
‘Hem,’ zei ze. ‘Dat zegt hij zelf’
‘Ze houdt ook van rolschaatsen,’ zeiden ze. ‘Ga met haar naar buiten!’
Iets soortgelijks hadden ze over vele andere kinderen gezegd, die niet van rolschaatsen hielden, niet deden wat Sandra zei en altijd huilend de juf erbij haalden. Ze keek nogmaals naar de plek die haar ouders hadden aangewezen. ‘Hem,’ zei ze. ‘Dat zegt hij zelf.’
‘Maar ze heet Klara!’
Sandra dacht even na en noemde hem vanaf toen Klaartje. Dat kon net zo goed een jongen zijn.
*
Klaartje zei niet veel, maar was er altijd. Hij vond het niet erg als Sandra hem een stom joch noemde en haar vuisten kietelden hem. Daarop probeerde Sandra hem te negeren, maar haar ouders vroegen vaak waar hij was of wezen hem in de hoek van het plafond aan.
‘Dank je,’ zei Sandra dan. ‘Het lukte me net om zijn gekke bekken buiten te sluiten.’ En de rest van de maaltijd zag ze heel nadrukkelijk niet hoe hij een kring van kwijl om haar bord lekte, terwijl haar zussen en broer met elkaar ruzieden en kletsten. Zij hadden tenminste geleerd om haar met rust te laten.
*
‘Wanneer gaat Klaartje weer weg?’ durfde ze één keer te vragen.
Haar ouders zetten haar ernstig op een stoel en legden uit dat Klaartje teerde op liefde. Hun liefde voor Sandra en Sandra’s liefde voor hem. En hij vertrok pas als zijn taak volbracht was.
‘Ben je er om mij normaal te maken?’ vroeg Sandra later aan Klaartje.
‘Ik ben er voor mezelf,’ zei hij beledigd.
*
Op een dag hing Klaartje aan Sandra’s bureau en schopte ze verveeld door zijn buik. Ze had geen sommen meer en er speelden te veel kinderen op straat om naar buiten te gaan.
‘Heet je Clara zoals in De Notenkraker?’ vroeg ze na een poosje. De nieuwe juf had haar apart genomen en verteld dat vriendjes er waren om hobby’s nog leuker te maken.
‘Wat is dat?’ vroeg Klaartje.
‘Wil je dat echt weten?’
Hij knikte. Sandra aarzelde, pakte de dvd van het ballet en plantte hem voor de tv. Door zijn schouder keek ze mee.
‘En?’ vroeg ze na het eerste bedrijf.
‘Saai,’ bromde hij. Zijn rommelende stem deed Sandra denken aan het geluid van haar rolschaatsen als zij onder een tunnel Clara was. Klaartje keek altijd toe, maar nu wist ze dat hij niets had begrepen.
‘Saai!’ zei ze. ‘Zoiets moois, zoiets belángrijks, zul jij nooit kunnen.’ Ze greep door zijn armen en wapperde ze omhoog, vouwde ze in een cirkel boven zijn hoofd. Ze blies, hij wiegde en draaide op zijn tenen met haar ademtornado’s mee.
Klaartje klaagde tegen haar ouders, maar Sandra wist van niets, heus, ze kon hem niets laten doen; kijk, haar arm ging zo door hem heen.
*
Sandra las haar toespraak zo snel mogelijk voor zonder al te onverschillig te klinken. Ze had gisteren de blaadjes van haar zussen gevonden en in combinatie met het internet iets vervaardigd wat overtuigend genoeg zou zijn.
Leugens waren het ook niet. Haar ouders hádden hun best gedaan. Sandra zag heus wel in dat ze gewoon wilden dat Sandra één vriendje had, wie dan ook, wat dan ook. Als bewijs dat ze het kon – dat er hoop was. Ze had alleen gewild dat ze het hadden toegegeven.
‘Je hield niet van normale kinderen, dus misschien zou je wel iets moois in mij zien,’ zei hij
‘Zeg eerlijk: mijn ouders hebben je gemaakt, hè?’ vroeg ze meermaals.
Klaartje wist van niets, heus. Hij zei dat hij op een dag struikelde en van zijn zonnestraal viel, en Sandra’s ouders hadden hem opgevangen. Na een tijdje stelden ze hem aan Sandra voor omdat hij eenzaam was.
‘Je hield niet van normale kinderen, dus misschien zou je wel iets moois in mij zien,’ zei hij.
Sandra hield haar hoofd scheef. Ze wapperde Klaartjes haar rechtovereind en weer plat. Ze blies hem achterover en zette hem weer recht.
‘Soms ben je wel mooi,’ zei ze uiteindelijk.
*
Sandra liet de slotzin nagalmen. Ze haalde trillerig adem en draaide zich om. Ze keek strak naar haar moeders buik, haar gezicht wilde ze niet zien. Klaartje keek op van de bleke pols.
‘Ik denk niet dat ik nog ga verdwijnen,’ zei hij. ‘Sorry.’
‘Het is niet jouw schuld.’ Sandra wroette in haar broekzak. Haar vingers vonden een koud, metalen staafje. Ze klapte de haarspeld met een bevredigende klik open.
‘Dag mam. Had hem een makkelijkere taak gegeven.’ Ze boog zich voorover en spietste Klaartje aan haar moeders jurk.
‘Au,’ mopperde hij.
*
Sandra’s zussen konden zich maar moeilijk concentreren. Bij elk van hun praatjes dreven hun ogen constant naar de kist. Klaartje kreunde en rolde en hing half over de rand, maar de jurk noch de speld gaf mee.
Op weg terug naar hun stoelen wierpen Sandra’s zussen haar een vuile blik toe, maar ze wist niet of dat vanwege Klaartje was, of omdat ze enkele zinnen hadden moeten weglaten omdat Sandra ze al had gebruikt.
Ze gingen weer aan weerskanten van haar zitten, naast hun partners. Ze bogen zich naar elkaar toe, wezen naar de kist en blikten opzij naar Sandra. Ik heb sorry gezegd hoor, wilde ze zeggen. Mama begreep me al niet meer, maar het telt.
In plaats daarvan neuriede ze en trommelde op haar dijbeen.
*
‘Ga je nu weg?’ vroeg Sandra toen haar moeder eindelijk was bezweken. Na haar vaders dood had ze al gevraagd of het pijn deed, of Klaartje nu een stuk van zijn ziel kwijt was. Toen had Klaartje verdrietig geknikt, nu schokschouderde hij.
‘Ik voel nog niets.’
‘Hè,’ zei Sandra.
*
Nu rustte hij zijn kin op de rand van de kist en staarde naar het publiek. Sandra wou dat ze achter haar twee meter lange neef zat, die een rij terug achter een zakdoekje met zijn broer roddelde.
Ze wendde zich af. Haar blik landde op het tasje van haar rechter zus. De rits stond open, er prikten drie ogen uit. Ze stonden nieuwsgierig.
Dát was nou mama, ze had dit prachtig gevonden
‘En wat is jouw onmogelijke taak?’ fluisterde Sandra. De ogen knipperden en ze richtte zich zuchtend weer op de toespraak van haar oom.
Klaartje leunde zo ver mogelijk uit de kist. Hij haalde diep adem en dook in de rug van Sandra’s oom, die zich krabde en verder praatte. Sandra kuchte om niet te lachen.
De oom sloot af en liep terug naar zijn stoel, waar zijn kinderen hem op de schouder klopten. Sandra keek toe. Links en rechts van haar praatten haar zussen ontroerd met elkaar en hun partners. Dát was nou mama, ze had dit prachtig gevonden. Overal kirden borstzakken en schoudertasjes. Het was een zoemend familiekoor en alleen Sandra was stil.
En Klaartje miauwde er klagelijk tussendoor.
*
Op een avond leunde Klaartje over de rand van het bed, turend naar Sandra die eronder lag. De punt van zijn muts streek over de vloer.
‘Ik heb mama’s nachtkus,’ zei hij. ‘Ik moest hem aan jou doorgeven.’
‘En hoe smaakt ’ie?’
Hij smakte. ‘Vies. Zou hem niet aannemen. Ik zeg wel dat je hem geweldig vond.’
‘Zeg dat ik “jakkes” zei. Anders gelooft ze je niet.’
Hij was even stil. ‘Soms lijkt het alsof je mama en papa niet lief vindt.’
Sandra rustte haar kin op haar knokkels. Haar nachtlichtje gloeide door Klaartjes hangende haar. ‘Het lijkt vast alsof ik jou ook niet lief vind.’
‘Nee hoor.’ Hij wiebelde met zijn tong. ‘Ik weet hoe jij bent.’
*
Het familiekoor verstomde. De stilte wachtte eerbiedig op mama’s favoriete nicht, die met een dappere droeve lach achter de microfoon plaatsnam. Klaartje sabbelde op de kistrand. Hij spuugde een splinter uit en zwaaide naar Sandra. Toen ze niet reageerde, pakte hij mama’s arm en wapperde daarmee. Sandra glimlachte.
Hij had op mama’s schoot gezeten, toen Sandra sorry zei. Hij drukte op mama’s spataderen en zei Sandra na, vlak bij haar oor. Pas toen keek mama op. ‘Je bent er nog,’ zei ze triest.
Sandra’s blik kruiste die van haar linker zus, die snel wegkeek. Rechts hield de ander een hand in haar tasje en luisterde met glimmende ogen naar de toespraak. Zij waren bij mama toen ze stierf.
‘Pardon.’ Sandra’s stoel schraapte, ze jogde de treden naar het podium op en boog zich weer over de kist. Mama was bleek, maar niet eng. Ze klemde haar handen om de rand van de kist.
‘Ga je ooit weg?’ vroeg ze aan Klaartje.
Hij hijgde van de inspanning. ‘Nu al helemaal niet.’
‘Dat denk ik ook.’ Ze klikte hem los en nam hem op haar schouder terug naar haar stoel.
Klaartje spartelde en krabde en beet, maar ze bleef hem aaien. Bij elke haal viel haar hand door hem heen en aaide ze zichzelf.
Over de auteur
Eva Gabriela (1995) verzamelde als kind al taalvakken en ging na haar studie Engels aan de slag als vertaler en corrector. Eerder werk verscheen onder andere bij Uitgeverij Historische Verhalen, De Gids en DW B. Momenteel werkt ze aan een roman.
Over de illustrator
Pim van Huisseling maakt als autodidact kunstenaar analoge collages en keramiek. Zowel met haar collages als met haar keramiek oogst ze internationaal veel lof. Ze woont en werkt in Steyl, Limburg. Zie Pims Inta.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
De zwarte tas
Door Jolanda van Benthem‘In de verte hoor ik de sirenes. Ik grijp met mijn handen naar mijn hoofd, voel me klein worden, alsof ik word meegesleurd door een onderstroom. De enige uitweg die ik nog zie is de zwarte dokterstas.’ Deze hoofdpersoon wordt wakker in een zee van spullen. Waar is ze en wat gaat er gebeuren? Dit originele, speelse en gelaagde verhaal is geschreven door Jolanda van Bethem. De fantastische illustratie is gemaakt door Sara Mertens.