De Surrealist kort verhaal themamaand

De Surrealist: Midzomernachtdroom

Door Pouma Teetaert | beeld: Jalinka Gressmann
17 mei 2023

De dag dat ik me met het Meer herenigde, sprak de koelkast weer van sterven. Ik wisselde een blik met mijn moeder waarmee we het noodplan zwijgend in actie zetten. Wanneer de neerslachtigheid toesloeg, stopte de koelkast met koelen. Dan was het maar een kwestie van tijd voordat het eten dat op de schapjes huist rot en verstikkend werd.

De koelkast was oud, bespikkeld met vervaagde stickers en het handvat was zo versleten dat het enkele centimeters over het gladde oppervlak van de deur heen en weer gleed wanneer je die openmaakte. Dat ze de stortplaats niet zou overleven, stond natuurlijk vast. Maar wij waren alledrie slecht in het afscheidnemen, dus hielden we ons aan het noodplan dat stap voor stap uitlegde hoe dat zo lang mogelijk uitgesteld kon worden.

Er stond bijna niets in de koelkast. Over eten maakten we ons nu geen zorgen, vanavond was het feest. Mijn moeder haalde de reservekoelkast uit het tuinhuis en zette die om het hoekje in de gang, zodat die niet gezien kon worden door onze koelkast die er nu leeg bijstond. Samen trokken we de stekker eruit, legden we haar op haar kant en bedekten we haar met een laken. Ze was toe aan rust. Ik hurkte naast haar neer op de vuile keukenvloer en wreef mijn wang tegen haar zijkant die nog koel voelde onder het laken en zong zachtjes een slaapliedje.

*

Het was het begin van de zomer. Het was aangenaam warm, de lucht was blauw en diep. De zon leek er doelloos in rond te drijven, een blind oog in een kas vol tranen. In het dorp hing een feeststemming in de lucht. Een omvangrijk koor van insecten was al in de vroege uren begonnen met zingen in een lang uitgerekt crescendo dat die avond zijn climax zou vinden. Midzomer was het grootste feest van het jaar; het begin van de zomer en de langste dag van het jaar. Dit ging gepaard met een banket, een knytkalas zoals ze dat dan noemden, en de nodige drank. In de tuin van de buren stond al een gigantische meiboom. Hun huis, dat de heuvel bekroonde, was ooit trots en statig, vol minachting neerkijkend. Maar nu was het langzaam aan het aftakelen. Het klampte toevallige passanten aan, smekend om een likje verf. Het was overdadig versierd met lichtjes en slingers, een gefaalde poging tot het herroepen van de teloorgang.  Mij kon het niet schelen, ik wilde vooral midzomeren met hem. En hij woonde daar.

Het verhief onze liefde, in de ogen van het dorp, tot iets van een andere planeet, buitenaards en monsterlijk

Twee dagen na de feestelijkheden zouden de supermarkt en café, waarvan er beide maar één waren in een straal van twintig kilometer, dicht blijven en zou het dorp roerloos tussen de heuvels blijven liggen.

Voor mij zou dit het jaar van de prille liefde worden. Wij waren die dag, die zomer zo oogverblindend mooi. Stralen deden we allebei, maar vooral hij. In de fleur van hun leven, knikten de dorpelingen wanneer we met verstrengelde handen langsliepen of een ijsje deelden op de treden voor de supermarkt. Wij spraken een andere taal. Niemand begreep wat we elkaar vertelden, het maakte ons speciaal, dromerig. Het verhief onze liefde, in de ogen van het dorp, tot iets van een andere planeet, buitenaards en monsterlijk. Zo ook die wondermooie eerste zomerdag. We wandelden en plukten bloemen. Hij hield mijn hand vast en bleef rechtop wanneer ik struikelde. Ik had altijd al neerwaartse neigingen. Zwaartekracht had een andere werking op mij dan op de meesten. De aarde trok harder aan mij en had tijdens de loop van mijn vroege leven een pact met mijn hoofd gesloten. Het leek altijd op zoek te zijn naar een scherpe steen om mijn schedel op te breken of een golf om onder te verdrinken.

*

We gingen die middag zwemmen, maar niet in het Meer. Hij was jaloers en had schrik dat ik hem ermee zou bedriegen. Dat zag hij aan de manier waarop ik bij de oever neerknielde en me vooroverboog om mijn wang te laten strelen of enkele tellen te lang onder water bleef tot ik er bijna in bleef. Die midzomerdag zwommen we in de plas die lokaal ietwat lacherig bekend stond als de Blue Lagoon. Het water was er zo helder blauw dat het uit een van de reisbrochures leek te komen die al jaren in de etalage van de supermarkt lagen te vergelen. Waarin zelfs nadat alle pagina’s pisgeel waren geworden, de exotische oceanen en meren hun heldere kleur behielden.

We beklommen de rotsen die warm en ruw onder onze handen waren en doken naar beneden. Dodelijke meters, maar wij werden telkens weer gered en in de omhelzing van het koude water gesloten. We maakten een omgekeerde beweging. Niet zoals dat van een kind dat door zijn vader naar boven, richting de zon wordt gegooid en dat telkens weer vraagt om nog hoger te gaan en de zon aan te raken. Wij waren mislukte zonnebloemen. Wij vluchtten weg van de zon. In plaats van hoger gingen we dieper. We probeerden de bodem te raken en maakten er een wedstrijd van. Ik deed dat tenminste, misschien deed hij gewoon zijn best om mij bij te benen, mij blij te houden.

Het maakte mij niet uit wat hij deed. Ik keek mijn ogen uit en genoot van hoe hij schitterde in de volle zon die zijn pad belichtte, hem achtervolgde waar hij ook ging, mijn heerlijke zonnekind. Ik kon maar niet genoeg krijgen van hem, van zijn engelachtige gezicht, een eeuwenoud marmeren beeld dat ik had opgegraven, van zijn huid, bleek, doorschijnend en smekend om ingekleurd te worden door de zomerzon, van zijn zwarte haren die doorwoven waren met gouden strengen waarvan de oorsprong onduidelijk was en die hem dag en nacht een etherische glans gaven. Ik had nog nooit zoiets gezien.

*

Ik was laat, tijd ging trager bij het water tussen de rotsen. Als je tijd doorbrengt in een droom, moet je op een gegeven moment ook weer wakker worden. De wekker die bij de Blue Lagoon stond was stukgegaan. De klepel was van tussen de bellen gevallen en lag nu te roesten bij de rand van het water. Waardoor hij wel afging, maar zonder geluid. De wekker wekte alleen zichzelf. Ik had niet veel tijd nodig, ik was niet ijdel. Mijn jurk was wit en had een zoom die zo laag kwam dat het de wreven van mijn voeten kietelde. Schoenen had ik niet nodig. Mijn haar was los en was nog nat van het zwemmen. De druppels die eruit neervielen, lieten doorzichtige vlekjes na op de witte stof. De kleine, bedampte ruiten gaven weinig prijs van wat erachter schuilde. Ik kroonde mezelf met de bloemenkrans die ik had gevlochten van de zoetgeurende, witte bloemen die hij eerder voor mij had uitgekozen. Ze vormden een perfect geheel met mijn jurk. Alsof het zo had moeten zijn.

*

Terwijl iedereen danste, zat hij op zijn troon. Hij ondersteunde zijn hoofd met zijn rechterhand en keek naar de cirkels van mensen die zich rond de meiboom bewogen, een werveling van bloemenkransen. Maar geen enkele zoals die van hem. Zijn nonchalance deed niks af aan de godsgruwelijke verzameling bloemen die hem kroonde, die hem koning maakte. Grote felle bloemen, oranje en rode die stonken naar geronnen bloed en een lege maag, gaven hem een dodelijk aureool. Ze waren duidelijk op zoek naar vers vlees om een grote hap uit te nemen. Maar ik was niet bang. Ik kwam dichterbij, zijn lippen waren paars van de wijn die ik op zijn adem rook. Het maakte mij niets uit. Ik streek zijn haar van zijn voorhoofd en voelde de scherpe randjes van de bloemen. Ik prikte mijn wijsvinger aan zijn kroon waardoor een bloeddruppel zijn weg vond onder mijn mouw. Ik glimlachte, likte mijn duim en wreef ermee het spoor uit dat mijn bloed had achtergelaten op zijn huid.

*

Ik lag op mijn rug op zijn bed, het was nog zachter dan gewoonlijk. Waarschijnlijk de extra veren van de vogels die hij aan zijn bloemen gevoerd had ter voorbereiding van die avond. Hij sloot de deur. Ik draaide mijn hoofd opzij en keek uit het raam. Aan deze kant van het huis lag het Meer, donker en uitgestrekt. Ik legde mijn vingers even tegen het glas. Toen ik ze weghaalde bleven drie maanvormige afdrukken achter. Halve manen die met hun holle kant eerst met een razende snelheid naar de aarde, naar het Meer leken te vallen. Wees niet bang, lieve maan, het Meer zal je wel opvangen.

*

Het Meer wist meteen dat ik kwam om te blijven. Het Meer verwelkomde mij, beloofde mij de eeuwigheid. Dat was meer dan hij mij kon geven, maar daar had het natuurlijk nooit om gedraaid. Ik trok mijn jurk over mijn hoofd en liet de witte katoenen stof op de oever vallen, de lucht voelde koel aan zelfs op deze midzomernacht. Ik stapte in het water en ging kopje onder. Het Meer sloot mij in haar liefhebbende armen. Ik was thuis.

Nieuwe generaties herkennen me niet en gaan niet langer te rade bij me

Ze bezongen mij nog lang. Vooral op midzomer dankten ze mij. De ziel van het Meer, het kloppend hart van het dorp. Ze komen naar mij en vragen mij voor kracht, ondersteuning om verder te gaan of om afscheid te geven. Ze horen mij niet wanneer ik zeg dat ik daarbij niet kan helpen, dat mijn kennis die reikwijdte niet heeft.

Het duurde niet lang voor onze koelkast op de oever tussen de struiken te ruste werd gelegd. Er was altijd twee man nodig om ons noodplan uit te voeren en ik heb nu andere verplichtingen. Ik begrijp het wel. Midzomers komen en gaan en daarmee ook de mensen die ons bezoeken. Nieuwe generaties herkennen me niet en gaan niet langer te rade bij me. Ze vergaten de dagelijkse doodstrijd van de koelkast, moge zij rusten in vrede, die nu bedekt is met mos en paddenstoelen. Elk jaar, op midzomer, vangen ze een glimp op van ons in de liederen die ze zingen, in een helder moment. Maar wanneer de roes is uitgeslapen en het dorp langzaam terug tot leven komt, trekt die helderheid op en daalt de mist weer neer in de vallei waar die zichzelf opsluit tussen de heuvels.

Over de auteur

Pouma Teetaert is zeventien en woont sinds tweeënhalf in Zweden. Ze gaat naar school in Göteborg waar ze het International Baccalaureate volgt aan de Hvitfeldtska Highschool. Ze werd aangespoord om te schrijven door haar leerkracht Engelse Literatuur. Nu schrijft ze zowel in het Engels als in het Nederlands en wordt ze voor het eerst gepubliceerd in De Optimist.

Over de illustrator

Jalinka Gressmann is een mixed media artist/visual artist. Ze maakt collageportretten, fotografeert en geeft experimentele tekenworkshops. Kijk voor meer werk en info op jalinka.com.

Lees meer uit de categorie De Surrealist kort verhaal themamaand

De Toerist: waar sparen we nou eigenlijk voor

Door Mees van der Made

Zijn het de plaatjes in stippenbikini de harten die we vangen van thuisblijvers, uit medelijden en jaloezie Is het een afdruk van dat we er waren met ijsjes glazen ijsklontjes onder miniparasols; we er waren, samen We draaien weer dubbeltjes van één twee drie sparen uren dagen op onze loonlijst voor wat in ruil voor […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen