kort verhaal

Sleutels

Door Leon Trapman | beeld: Marcel Ozymantra
6 december 2022

Als ik met mijn auto de parkeerplaats opdraai, staat Danny er al. Hij wacht altijd op me, leunend tegen zijn auto. Dat hoeft hij niet te doen, we hebben allebei dezelfde sleutelbos. Sterker nog, ik zou het fijn vinden als Danny niet op me zou wachten. Ik heb hem weleens gevraagd waarom hij niet gewoon naar binnen gaat. ‘Ach, die paar minuten,’ antwoordde hij toen. Sindsdien heb ik het maar laten rusten. Hij bedoelt het goed en soms moet je goede bedoelingen maar gewoon voor lief nemen.     

Ik parkeer mijn auto naast de zijne. De nieuwslezer op de radio heeft het over de storm van gisteren. Veel schade. De laatste weken rijd ik vaak met de radio aan. Het is een ritje van een kwartier, maar ik kan niet tegen de stilte die in deze auto hangt. Terwijl ik de radio uitdraai, zie ik Danny zijn hand opsteken. ‘Een goedenavond,’ voegt hij daaraan toe als ik uitstap. Hij heeft weer plichtsgetrouw zijn werkuniform aan, dat hem iets te strak zit. Danny is een kop kleiner dan ik. En hij is kaal, maar hij zegt dat hij daar nooit problemen mee heeft gehad.

‘Hoi Danny. Alles goed?’

Hij knikt en heeft zich al omgedraaid naar de deur, sleutels in de aanslag. Danny kan nooit wachten om aan het werk te gaan. Hij lijkt er altijd echt zin in te hebben. Hij maakt de drie sloten open, duwt tegen de deur en schijnt met zijn zaklamp het donker in. Dan stapt hij over de drempel en werpt een behoedzame blik de leegte in. ‘Alles rustig,’ zegt hij.

No shit

Om half twee vraagt Danny weer of ik koffie wil.

‘Nee, nog steeds niet, dankjewel.’ Na twaalf uur drink ik geen koffie meer, anders slaap ik niet als ik thuiskom.

Danny staat op en loopt naar het apparaat. Ik hoor hem het waterreservoir volschenken en vervolgens een hoop klepjes open- en dichtdoen. Hij snapt nog steeds niet hoe het nieuwe apparaat werkt. De Senseo heb ik maar twee weken volgehouden. Ik werd er chagrijnig van: urenlang naar een muur van blauw oplichtende schermen staren en dan ook nog eens zonder fatsoenlijke koffie. Nu staat de espressomachine van thuis hier. Tijdelijk, want als Marije terugkomt moet hij weer in de keuken staan.

Ik wil me hier niet te comfortabel gaan voelen

‘Henri?’ hoor ik achter me. ‘Henri, en dan nu deze knop toch?’

Ik zucht, te zacht voor hem om te horen, en werp dan toch maar een blik achterom. ‘Eentje naar links.’

Het apparaat begint te ratelen, twee dunne straaltjes espresso druipen in de mok die Danny eronder heeft gezet en die hij, zonder reden, nog altijd aan het oor vasthoudt. Espressokopjes heb ik niet meegenomen. Ik wil me hier niet te comfortabel gaan voelen. Dit is een tussenstation op weg naar iets beters. Dat moet ik mezelf voor ogen blijven houden.

Ik pak de krant weer op en ga de advertentiepagina af. Mensen vragen om de gekste dingen, maar vacatures zijn er nauwelijks. Vorige week zei Danny dat hij het jammer zou vinden als ik weg zou gaan. Wij zijn een goed team, vond hij, en we kunnen goed met elkaar praten. Ik voel die klik niet zo. Ik ben bekender met zijn persoonlijke leven dan ik wil zijn. Vooral over Sonja houdt hij de laatste weken maar niet op. ‘Ze is het helemaal, Henri, ik zeg het je. Je zou haar eens moeten ontmoeten.’ Ik hoef haar niet te ontmoeten. Sonja is de zoveelste in een, zo lijkt het, eindeloze reeks scharrels, vriendinnen en alles wat daar tussenin hangt. Geen reden om aan te nemen dat Sonja het daadwerkelijk ‘helemaal is’. Ik begrijp niet hoe je keer op keer voor een andere vrouw kunt vallen, net zomin als ik begrijp dat er iedere keer weer een andere vrouw voor Danny valt. Mijn gedachten dwalen af naar Marije en ik zet voor de zoveelste keer op een rijtje welke spullen ze bij mij heeft achtergelaten. 

‘Ik ga de ronde lopen,’ zegt hij om drie uur. Hij grijpt zijn jack van de stoel en verdwijnt door de deur. Vier keer per nacht moeten we ‘de ronde’ lopen. Dat heeft sinds ik hier werk nog nooit iets opgeleverd. Niet vreemd, want waarom zou iemand hier inbreken? Sinds een paar weken terug de laatste dozen uit de opslag zijn gehaald, bewaken we een leeg gebouw. Voor Danny geen reden om de ronde minder serieus te nemen. Voor mij wel. De enige reden dat ik hem blijf lopen, is dat Danny mijn bewegingen precies kan volgen op de schermen. Zo zie ik hem nu ook. Ik weet precies in welke volgorde de schermen hem laten zien. Eerst nummer 3, rechtsboven. Hij loopt langs de deur waardoor we het gebouw altijd binnengaan, opent hem, schijnt naar buiten. Als hij doorloopt komt hij in beeld op scherm 6. Het licht van zijn zaklamp laat de immense leegte van de loods zien. Hij kijkt recht de camera in, steekt zijn duim naar me op.

Danny heeft me ingewerkt. Het spreekt allemaal redelijk voor zich. Op mijn eerste dag hier gaf hij me een rondleiding, die voornamelijk bestond uit het aanwijzen van plekken waar vroeger dingen gestaan hadden. Een lopende band, het bureau van de opzichter, een koelinstallatie, nog een koelinstallatie. We eindigden in het hok waar ik nu ook zit. Hij wees op een van de stoelen. Dat was zijn stoel. ‘Al twintig jaar.’ Hij keek er trots bij. Ik kreeg de andere stoel toegewezen. Hij kraakt, kwam ik meteen achter. Mijn talloze voorgangers hebben hierop ook hun nachten uitgezeten, als ik Danny moet geloven. ‘En wat nou als er iets gebeurt?’ Toen dacht ik nog dat er iets kon gebeuren. ‘Bellen,’ zei hij, en wees naar de telefoon op tafel. ‘De centrale zit onder sneltoets 1.’

Tegen Marije zei ik dat ik meer verantwoordelijkheden gewend was. Marije vond dat ik niet moest klagen. Ik mocht allang blij zijn dat iemand me überhaupt een tweede kans wilde geven.

Scherm 8. Dat betekent dat hij bijna terug is. Ik haal mijn voeten van tafel.

‘Zag je me?’ glundert hij als hij binnenkomt, terwijl hij nogmaals zijn duim opsteekt.

‘Ja, Danny, ik zag je.’

Ik hoor dat Sonja haar stem verheft, ook Danny begint te schreeuwen

De truc met de duim doet hij meerdere keren per week. Soms mis ik het, als ik net op mijn telefoon zit te kijken. Hij komt naast me zitten, pakt de hoorn van de haak.

‘Even Sonja bellen.’

Sinds Danny en Sonja samen zijn, wordt er iedere avond wel een keer gebeld. Vanavond gaat het over een sleutel die opgehaald moet worden. Danny zegt dat hij overmorgen pas tijd heeft. De gemoederen lopen hoog op. Ik hoor dat Sonja haar stem verheft, ook Danny begint te schreeuwen. Uiteindelijk zegt hij dat het op deze manier voor hem allemaal niet hoeft en smijt hij de hoorn op de haak.

Danny zucht.

‘Dat klonk niet best,’ zeg ik.

‘Ze vindt dat ik niet genoeg moeite doe. Dat het lijkt alsof ik er geen zin in heb. Terwijl, ik ben meegegaan naar al die open huizen, ik heb meegedacht over een nieuwe keuken. Wat wil ze nog meer?’

Hij lijkt echt een antwoord van me te verwachten, maar ik moet eerst verwerken dat Danny en Sonja blijkbaar een huis gekocht hebben. Het blijft even stil.

‘Het zit me niet lekker, Henri,’ zegt Danny dan.

‘Nee, dat snap ik.’

Om kwart over vier is het mijn beurt. Ik ben blij dat ik even weg kan. Op het ritselen van de krant na was het een stil uur. Danny vroeg of ik er bezwaar tegen had als hij de radio aanzette. Ik zei dat ik dan niet meer kon lezen. Toen heeft Danny de rest van de tijd zwijgend voor zich uit zitten staren. Nu ik opsta, schrikt Danny op uit zijn gedachten. Zijn hand beweegt meteen naar de knop van de radio. Hij valt midden in de verkeersinformatie.

‘Tot zo,’ zeg ik.

‘Ja,’ zegt hij. Dan: ‘Henri? Denk je dat ik Sonja nog een keer moet bellen?’

Dat weet ik niet. ‘Misschien wel,’ zeg ik dan uiteindelijk maar.

Misschien moet ik Marije toch ook eens bellen, bedenk ik terwijl ik het kantoortje uitloop. Ze heeft expliciet gezegd dat ik dat niet moest doen, ze wilde afstand, moest nadenken, maar dat is nu een maand geleden en ze heeft niks van zich laten horen. Eerlijk gezegd vind ik het allemaal een beetje overdreven. Goed, ik heb een slippertje gemaakt. Maar dat kan toch gebeuren? Ze straft me te zwaar, denk ik terwijl ik voor camera 6 langsloop. Ik merk dat ik in gedachten verzonken de route aan het afraffelen ben en besluit rustiger aan te doen. Danny kijkt waarschijnlijk mee. Ik open de deur van de derde loods en schijn voor de vorm naar binnen. Ja, ik ga haar bellen, ik moet weten wanneer de espressomachine weer mee naar huis moet. Dat lijkt me een goed excuus.

Terug in het kantoortje pak ik mijn telefoon uit mijn jas. Een nieuw bericht.

‘We hebben het uitgepraat,’ zegt Danny. Hij ziet er opgelucht uit. ‘We gaan gewoon overmorgen samen de sleutel halen.’

Terwijl hij het woord sleutel zegt, lees ik hetzelfde woord in het sms’je van Marije. Ze komt hem morgen terugbrengen en haar spullen ophalen die nog bij mij liggen.

‘Dat moeten we vieren, Henri. Ik had er echt even een hard hoofd in. Zullen we straks nog wat gaan drinken?’

Ik verwijder het bericht en ga weer zitten. Even twijfel ik of ik zal zeggen dat het niet uitkomt. Maar ik kan niet bedenken waarom eigenlijk niet.

‘Jij mag me niet hè, Henri’

We zitten in de enige kroeg die om vijf uur ’s ochtends nog open is. Er zijn geen andere gasten meer, de vloer is al gedweild. De barman heeft net de muziek wat harder gezet, Easy Lover, en poetst in stilte de glazen. Danny moet hier vaker komen, want de barman begroette hem alsof ze elkaar kennen. Ik staar naar mijn rum-cola en vraag me af hoe ik thuis ga komen. Danny is aan zijn vijfde halve liter bezig en praat honderduit.

‘Maar dat is het mooie, snap je, Henri, dat zij me daarin vrijlaat. Dat gun ik echt iedereen.’ Hij valt stil. Ik blijf zwijgen en overweeg om Marije te bellen.

‘Jij mag me niet hè, Henri.’ Hij praat met dubbele tong, maar zijn blik is gefocust. ‘Dat is niet erg. Maar waarom mag je me niet?’

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik weet zelf niet goed waarom ik hem niet mag. Hij doet zijn best. ‘Marije is bij me weg,’ zeg ik dan.

‘O. Dat is vervelend.’ Hij staart even voor zich uit en kijkt me dan van opzij aan. ‘Ik weet hoe het voelt. Het is me vaak genoeg overkomen.’ Hij valt weer even stil. ‘Waren jullie lang samen?’

‘Ik wil er verder eigenlijk niet over praten, Danny. Niet nu, tenminste. Ik wil naar huis, denk ik.’ Ik begin naar mijn autosleutels te zoeken.

‘Je kunt zo niet rijden,’ zegt Danny. ‘Ik zal een taxi voor je bellen.’

Ik voel me niet dronken, maar waarschijnlijk heeft hij gelijk.

‘Ik zou maar eens goed uitslapen. Ga ik ook doen. Dan zetten we vanavond maar weer veel koffie om onszelf wakker te houden.’

Ik beloof hem dat ik voor eens en altijd zal uitleggen hoe het espressoapparaat werkt. En ik zal espressokopjes meenemen. Die neem ik wel weer mee terug als ik vertrek. Dit is een tussenstation op weg naar iets beters. Dat moet ik mezelf echt voor ogen blijven houden.

 

Over de auteur

Leon Trapman (1994) is beginnend schrijver en woont vooralsnog in Nijmegen. Hij studeerde rechten en verdient nu de kost met het overbrengen van die kennis op nieuwe studenten. In zijn vrije tijd speelt hij gitaar en metselt hij zichzelf in tussen boeken en lp’s. Zijn eerste verhaal verscheen vorig jaar in Op Ruwe Planken.

Over de illustrator

Marcel Ozymantra (1970) auteur/illustrator/schilder publiceerde korte verhalen, essays en gedichten in Zone 5300, HSF, Wereldbedenkers, Ganymedes, Op Ruwe Planken, Fantastische Vertellingen, Parmentier en Kluger Hans. Begin jaren negentig was hij medehoofdredacteur van stripbladen Project Uhmm... en Het Project, waarvoor hij ook strips tekende. Aan die laatste liefde werkt hij ondertussen weer regelmatig. www.cultofozymantra.com

Lees meer van

Hoogteziekte

Door Leon Trapman

‘Ik jou ook,’ had David zonder na te denken geantwoord, maar toen hij de deur achter zich had dichtgetrokken moest hij zich haasten. Pas ’s avonds had hij aan dat moment teruggedacht. Echt gemist had hij haar niet.
David uit ‘Hoogteziekte’ rijdt terug naar zijn oude, verlaten appartement en vraagt zich af of er een verschil bestaat tussen bij iemand blijven en niet bij iemand weggaan.

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Voorpublicatie: Het aanbidden van Louis Claus

Door Helena Hoogenkamp

Op donderdag 11 februari verschijnt de debuutroman van Helena Hoogenkamp. Het aanbidden van Louis Claus gaat over de dunne grens tussen werkelijkheid en fantasie, over zwijgen of je uitspreken. Over liefde en verlangen als tegengif tegen de dood. En natuurlijk over Louis Claus. Lees hier alvast een voorproefje.  De bomen staan in brand. Een man […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen