kort verhaal

De agro-alien (deel 2)

Door Carlos Velazquez | beeld: Zep de Bruyn
14 februari 2020

Het verhaal ‘De Agro-Alien’ verscheen oorspronkelijk als ‘El alien agropecuario’ in La marrana de la literatura rosa (Sexto Piso, 2010) en is vertaald door Joep Harmsen met een Ontwikkelingsbeurs van het Expertise Literair Vertalen onder mentoraat van Brigitte Coopmans. De Optimist publiceert in twee delen een ingekorte versie van het verhaal.

Lees hier eerst deel 1.

*

Lauro wilde niet weggaan zonder de Alien. Je bent gestoord, protesteerde Agus. Laat hem hier, die lui hebben ons bijna vermoord. Vergeet de Alien. We vinden wel een andere down voor de band. Nee, nee, bleef Lauro volhouden. Niet iemand zoals Pepe. Zoals onze alien is er niemand.
      We sleepten hem mee naar het busje van de hanenfokker, die ons afzette bij de provinciale weg. Daar kregen we een lift van een trucker. Aan de rand van de stad namen we een taxi. Tijdens onze vlucht keek Lauro constant achterom, alsof hij terugverlangde naar Vergel. De Alien is van ons! schreeuwde hij steeds. De Alien is van ons! Flikkers! We komen hem weer halen! Motherfuckers! We komen hem weer halen! bleef hij brullen. Motherfucking klootzakken! En nog voordat Agus met een doorwrocht betoog kon komen over waarom de Alien de band niets goeds had gebracht, deed Lauro zijn handen op zijn oren en kwam er uit zijn mond een onophoudelijk la lalalalalalalala.
      De Alien werd twee maanden lang gevangengehouden. Ik liep het vuur uit mijn sloffen om een nieuwe boost te vinden voor een ego van Lauro’s formaat, maar de Alien was onvervangbaar. Er was geen surrogaat of ander wondermiddel dat hem kon doen vergeten. We wilden dan ook net weer naar de Xanax grijpen toen Pepe ineens in de oefenruimte stond. De trammelant op zijn rancho was tot bedaren gekomen.
      Dat we zeventig dagen niet op het podium hadden gestaan deed niets af aan onze populariteit. In het collectief onderbewuste was de Alien nog steeds koning. Het werd tijd om een demo op te nemen. We namen vijf nummers op en lieten ze aan Don Grammofoon horen, vertegenwoordiger van een paar andere bands uit de stad, met het pleidooi dat hij onze manager zou moeten worden. Maar meneer weigerde. Hij kon ons niet vertegenwoordigen omdat punk niemand meer boeide. Het was achterhaalde meuk. Jongens, jullie zijn helemaal uit de mode. Tegenwoordig luistert iedereen naar happy punk. Laat me daar wat van horen en dan kijken we wel wat ik voor jullie kan doen. Maar Don Grammofoon, punk is een begrip, zei Agus. Jongen toch, antwoordde hij, hoe haal je het in je hoofd om in het noorden van Mexico een punkband te beginnen. Dat is meer iets voor die eikels in het zuiden of lui uit de hoofdstad. Hier hebben we niet zoveel maatschappelijke randfiguren. Hier willen de mensen popmuziek. Ook al is het rotzooi zonder inhoud, het enige wat hier verkoopt is pop.
      Deze keer was de landing van de Alien op aarde minder spectaculair en werd ze overschaduwd door het onvermogen om onszelf te prostitueren. Fucking Don Grammofoon, zei Agus, hij had ons live moeten zien. Godverdegodver Leonor, zei Lauro, we hebben toch goede teksten, een lekker wijf, muzikaal is alles in orde, we hebben zelfs een alien, wat missen we nog? Ik heb nooit verwacht dat het zou gaan zoals in een film, dat we ineens op magische wijze in een schimmig hol ontdekt zouden worden door een talentscout, maar een contract krijgen bij een platenmaatschappij is nog moeilijker dan een belastingformulier invullen. Misschien heeft Don Grammofoon gelijk: punk is voorbij, zei Agus. Je bent niet goed wijs, we kunnen onze grote voorbeelden The Ramones en The Clash toch niet teleurstellen, antwoordde Lauro. En zelfs al is het waar, wie van ons weet dan hoe ie andere shit speelt, schrijft of componeert dan punk?
      Terwijl we stonden te ruziën zette de Alien zijn synthesizer aan. Over een voorgeprogrammeerd deuntje improviseerde hij een melodielijn. Die gast was een held op de toetsen. Op het eerste gehoor losse flodders bleken samen een liedje te vormen. Ik kan niet precies beschrijven in welk genre het nummer paste. Down rock? Ik kan alleen maar vertellen dat de Alien op het ritme van de muziek een paar moonwalkachtige bewegingen maakte. Danspasjes? Was dit de dans van de Agro-Alien? We stonden hem aan te gapen met de kin op de knieën.
      Lauro vroeg de Alien van wie dat nummer was. Mij-nes. Mij-nes, antwoordde Pepe. Heb ik-ke ge-schre-ven. En hoe heet het dan? vroeg Agus. Net als ik. Pepe? Nee. Als ik. Dat bedoel ik, gast, jij heet toch Pepe? Nee. Jozef? Nee. Net als ik. Alien. Ah. De Agro-Alien? Ja. En wat voor soort muziek is het? vroeg Lauro. Omdat hij het niet kon uitspreken spelde hij het voor ons uit: t-e-c-h-n-o-a-n-a-r-c-u-m-b-i-a. Kijk nou toch eens, zei Lauro. Hij kan spellen. En hij lijkt wel de mannelijke versie Amandititita, onze cumbiakoningin. Laten we het nummer dan meteen maar zijn volledige naam geven: ‘De Technoanarcumbia van de Agro-Alien’.
      Nu moesten we het nog afmaken. We hadden een songtekst nodig. De Alien stelde voor dat Lauro die zou schrijven. Aan de basis van de synth voegden we bas, drums en gitaar toe. Omdat we te maken hadden met technocumbia, baseerden we ons voor het ritme op een nummer van Los Bukis, de grondleggers van het genre. Na vier uur herrie maken was het af. Het was het eerste nummer dat we gezamenlijk als band schreven; eerder had Lauro altijd het creatieve werk opgeknapt. Dat zat hem nogal hoog. Hij zag zichzelf in de bevoorrechte rol van liedjesschrijver en weigerde deze positie vooralsnog te delen.
      Ook al zaten we al jaren in de business, we hadden nog nooit een voet in een opnamestudio gezet, we waren we altijd een amateurband geweest. Maar zelfs als je traag van begrip bent, begrijp je dat een single gelijk staat aan een album. Wij hadden ‘De Technoanarcumbia van de Agro-Alien’, dus we hadden een plaat. De rest was slechts opvulling. We dikte de plaat wat aan met oud werk van Lauro, omgezet naar technoanarcumbia-style, en vier nieuwe liedjes geschreven door de Alien. Die gast was een dichter op de synth.
      We waren er klaar voor om ons werk aan Don Grammofoon te laten horen. Eens zien of die ouwe zak ons dan nog durfde te negeren. We nodigden hem uit in onze oefenruimte. Hij wist het niet, maar stiekem fantaseerden we al over hoe onze plaat moest gaan heten. Mijn favoriet was The Alien Sessions. Don Grammofoon kwam naar ons luisteren. Technoanarcumbia? Het is totale rommel, maar het verkoopt. Ik wil jullie manager wel zijn. Ongelofelijk, die ouwe ritselaar hapte eindelijk toe. Hij was een klootzak, maar hij kende veel mensen. En na het handen schudden drukte Don Grammofoon er maar meteen zijn stempel op, we hadden nog niet eens getekend en daar begon het gezeik al. Xanax? Dat is toch geen naam voor een technoanarcumbiaband. Verzin maar een andere. Maar Don Grammofoon, die naam gebruiken we al vijf jaar, de mensen weten wie we zijn. Kan me geen reet schelen, verzin maar een andere. En die look van jullie, die mag wel wat hipper. Jullie zijn geen punkband meer.
      Het Witte Vogelbekdier van de Pasteltintcultuur werd onze nieuwe naam. Grappig, helemaal van deze tijd en intellectueel. Don Grammofoon zag het helemaal zitten. Dat wordt hem. Vogelbekdieren, allemaal. Niet alleen de band, ook de lui die op de concerten afkomen. Jullie zijn geen generatie van jonge mensen, maar een stel vogelbekdieren. Een nieuwe stroming, dat moet het worden.
      Het viel niet mee om een nieuwe look voor de band te bedenken. Pyjama’s? Afgezaagd. Gevangenispakken? Cliché. Gekleed als psychiatrische patiënten? Kitsch. Uiteindelijk kozen we voor pastelkleurige smokings. Technoanarcumbia here we come. Don Grammofoon vond het vet. Jullie zien er supergrappig uit, een generatie van eigenaardige vogelbekdieren. Ik weet niet of iemand het al eerder heeft gezegd, maar jullie zijn een stel geestige vogelbekjes.
      Don Grammofoon regelde een contract voor ons bij het label Noiselab. Voor onze eerste klus gingen we op tour met Quiero Club! Holy shit. Hoe kregen we de Alien de staatsgrens over? We konden deze kans niet laten schieten, maar we wilden ook niet ons leven op het spel zetten. De Alien moest maar thuisblijven. Dat pikte Pepe natuurlijk niet. Hij was de ster van de show. Het was zijn liedje, zijn concept. We legden de situatie aan Don Grammofoon uit. Als we de Alien de staatsgrens over zouden proberen te krijgen, zouden we een lynchpartij over onszelf afroepen. Relax, jongens, zei die ouwe. Ik regel het wel. Ik ga met de familie Alien praten. Heeft iemand al eens gezegd dat jullie een stel lieve vogelbekdiertjes zijn?
      Voortvarend als altijd reisde Don Grammofoon af naar Vergel. Zonder er doekjes om te winden vroeg hij: Hoeveel voor de Alien? We hadden niet verwacht hem ooit nog levend terug te zien. Hoeveel voor de Alien? Zou hij gelyncht worden? Zou de hanenfokker hem te hulp schieten? Tegen onze verwachtingen in keerde Don Grammofoon ongedeerd terug. Hij had Mama-Alien zeventienduizend peso’s voor Pepe betaald. Ze had hem inclusief alle bijbehorende papieren meegegeven. Alsof hij een auto had gekocht. Vanaf dat moment was de Alien van ons, ik bedoel van de band. Hij zou nooit meer naar huis terugkeren. Zijn ruimteschip liet hij voorgoed achter.

*

Joep Harmsen (Enschede, 1993) is vertaler Spaans-Nederlands en redacteur. Hij neemt momenteel deel aan het vierjarige talentontwikkelingsproject Connecting Emerging Literary Artists (CELA). 

Over de auteur

Carlos Velázquez (Mexico, 1978) bouwt sinds zijn debuut La biblia vaquera (2008, *De cowboybijbel) aan zijn eigen, gemythologiseerde versie van het Noorden van Mexico. Hij speelt met het clichébeeld van deze grensregio vol cowboys en narco’s en vergroot de absurditeit van het dagelijks leven in El Norte uit met humor en ironie. Rock ’n roll, zowel de muziek als de levenshouding, loopt als een rode draad door zijn werk en leven. Zijn laatste verhalenbundel Despachador de pollo frito (*Gefrituurdekipbezorger) verscheen in 2019 bij de Mexicaanse uitgeverij Sexto Piso.

Over de illustrator

Zep de Bruyn is een tekenaar en visueel ontwerper. Hij is ook redacteur bij De Optimist. www.zepdebruyn.nl is zijn website, @zepdebruyn zijn Instagram.

Lees meer van

De agro-alien (deel 1)

Door Carlos Velazquez

Het verhaal ‘De Agro-Alien’ verscheen oorspronkelijk als ‘El alien agropecuario’ in La marrana de la literatura rosa (Sexto Piso, 2010) en is vertaald door Joep Harmsen met een Ontwikkelingsbeurs van het Expertise Literair Vertalen onder mentoraat van Brigitte Coopmans. De Optimist publiceert in twee delen een ingekorte versie van het verhaal. * In tijden van […]

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Blauwe druiven

Door Lisanne van Aert

De geur van de kringloopwinkel in het dorp, die simpelweg ‘De Kringloopwinkel in het Dorp’ heette, deed Petra denken aan het keldertje waar haar grootvader vroeger bloemen droogde. Hij verstopte narcissen en klaprozen in de natuurboeken en encyclopedieën. Zo vond ze ooit eens een botergele tulp tussen de troskieuwige zeepaardjes en moest ze blozen toen […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen