Les 1
Door Rosanna ten Have | beeld: Evelien CambreTussen mijn naakte lichaam en de groep vrouwen zit anderhalve meter. En ik ben te laat. De man bij de ingang zei dat de tijden zijn veranderd van vijf over negen, naar vijf voor negen. Daarna zette hij een stempel op mijn arm. Hij had hem niet eerst op het kussentje gedrukt, dus nu zit er een onleesbare vlek op mijn pols, in dezelfde kleur blauw als de aderen die door mijn huid heen te zien zijn.
Ik hoor steeds meer vrouwen vanuit het zwembad naar de kleedkamer lopen. Ze hebben het over hun ademhaling, balans en de opwaartse kracht van het water. Ik schiet in mijn zwempak, een bikini leek me te bloot voor vrouwenzwemmen. Vanuit het kleedhokje hoor ik het geritsel van plastic tassen en kletterend water van zwemkleding die wordt uitgewrongen. Het bovenste gedeelte van het badpak zit strak om mijn borsten. Ik trek hard aan de bandjes. Alles moet goed bedekt blijven. De tas haal ik van het haakje en ik prop mijn kleren erin.
‘Weet u waar ik moet zijn voor vrouwenzwemmen?’ vraag ik aan een vrouw met een handdoekwrongel op haar hoofd. Ze bekijkt me van top tot teen. ‘Vrouwenzwemmen?’
Ze gooit haar hoofd voorover en vangt haar handdoek op waarmee ze haar lange blonde haar begint af te drogen.
‘In het zwembad, natuurlijk. Door de deur rechts,’ zegt ze, zonder de moeite te nemen om omhoog te komen en de richting aan te wijzen.
‘Dank u.’
‘Je weet dat dat is voor vrouwen die nog níét kunnen zwemmen?’ roept ze nog net voor de deur dichtvalt.
Het is negen over negen. Een stuk of twintig vrouwen liggen te ploeteren in het zwembad.
Niemand kijkt naar me – ik kan nog weg. Normaal ben ik altijd te vroeg, zodat ik nooit in de gelegenheid kom ergens binnen te lopen en de aandacht op me te vestigen.
‘Niet op de lijn zitten, meiden!’
Een lange vrouw met hoekige schouders en blond haar schreeuwt een drietal vrouwen toe. Ze zitten op de ballenlijn, waar het bad overgaat in het diepe, en komen langzaam in beweging. Het is warm in het zwembad. Naast de bekende chloorlucht ruik ik nog iets anders, iets wat lijkt op een vergeten fruitmand. Ik dwing mezelf om naar de brede zwembadtrap te lopen. Met iedere stap komt het water hoger, van mijn zolen, naar mijn knieën en naar mijn bovenbenen.
‘Sorry dat ik te laat ben,’ zeg ik tegen de eerste de beste. ‘Ik ben hier voor het vrouwenzwemmen. Bij wie moet ik me melden, of wie is de badmeester. Badjuf.’
Ik bedenk dat ik helemaal niet weet of ze het hier wel ‘vrouwenzwemmen’ noemen. Op de flyer stond ‘zwemles voor vrouwen’.
‘Die met dat badpak,’ zegt de vrouw.
Iedereen heeft hier een badpak. Maar als ik beter kijk, zie ik ook vrouwen met een wielrenbroek en T-shirt aan het werk. Ik wijs willekeurig iemand aan. ‘Die?’
‘Nee, die blonde Nederlandse.’
Vlak bij de lijn staat de blonde vrouw met drie andere vrouwen in een kringetje. Het water komt tot hun middel. De blonde telt af en de andere vrouwen gaan bij één, alsof het een sjamanistisch dansritueel is, kopje onder. Proestend en giechelend komen ze weer boven. ‘Hoe heet je?’ vraagt de vrouw.
Ze ziet er vriendelijk uit door de kuiltjes in haar wangen.
Haar korte, donkere haar is nog droog.
‘Suzanne,’ zeg ik.
‘Ik ben Serap. Mevrouw, we hebben een nieuwe, Suzanne,’ schreeuwt Serap. ‘Mevrouw!’ De blonde juf stapt uit de kring.
‘Weet je in welk badje je moet zijn?’ vraagt ze.
Met haar lengte en grove trekken lijkt ze op Tante Sidonia.
‘Badje? Dit badje?’ zeg ik.
‘Kan je zwemmen? Ben je bang? Kom je voor zwemslagverbetering? Diploma?’
‘Ik heb ooit zwemles gehad, maar geen diploma.’
‘Oké. Ik ben Fab. Dan mag je nu naar de kant toe zwemmen en laten zien wat je kan. Durf je onder water?’ ‘Op mijn buik?’
‘Alles is goed. Gewoon zwemmen. Laat nou maar zien.’ Alle vrouwen in het ondiepe zijn inmiddels gestopt met zwemmen. Ze kijken me aan met een mengeling van nieuwsgierigheid en achterdocht. Alsof ik een griezelige lokale delicatesse ben; balkenbrij.
Ik trek mijn knieën in, strek mijn benen uit naar achteren en mijn armen naar voren. Mijn hoofd hou ik boven water. Ik zwem op mijn buik en doe een overspannen poging tot schoolslag. Als vertepunt neem ik de schouders van Serap. Armen naar voren, zij en terug naar mijn borst. Met mijn benen probeer ik dezelfde beweging te maken, maar het lukt me niet om het goede ritme te vinden. Als ik de kant bereik, krijg ik een guts water binnen. ‘Naar de overkant?’ vraag ik.
Fab knikt ongeduldig. Met mijn rug sta ik naar de kant, ik hou de richel vast en plant mijn voeten tegen de muur onder water. Ik adem een keer diep in en zet af.
‘Je techniek is niet goed. Doordat je zo lang bent kom je wel vooruit, maar om af te kunnen zwemmen moet er nog een hoop gebeuren,’ roept Fab vanaf de lijn. ‘Voorlopig blijf je nog in het ondiepe, voor de zwemslagoptimalisatie.’ Niemand heeft me ooit lang genoemd, maar vind alles best zolang ik me maar niet meer zo hoef uit te sloven terwijl iedereen kijkt.
‘In badje 2,’ zegt Fab.
Voordat ik begin te twijfelen aan mijn eigen waarneming, wijst Fab naar een hoek van het zwembad. Badje 2 staat blijkbaar niet voor het aantal baden, maar voor je zwemniveau, zoals het woord bekakt meestal deftig betekent en niet dat iets helemaal is ondergepoept.
Ik ga naast Serap en drie andere vrouwen staan. Twee daarvan hebben een waternoedel van schuim vast. De ene noedel is oranje en de andere blauw. De drijfattributen, die ik tot nu toe alleen bij kleuters heb gezien, stellen me enigszins op mijn gemak.
‘Gewoon heen en weer zwemmen. Buik en rug, schat,’ zegt een gezette vrouw zonder noedel.
Serap, de waternoedels en ik beginnen te zwemmen. De gezette vrouw blijft dobberen bij de kant. Na de eerste keer zijn we buiten adem. Het lukt me om twee keer de overzijde te halen tot ik uitgeput raak en hijgend bij de kant ga staan.
‘Ben je nieuw hier ofzo?’ vraagt Serap.
De blauwe en de oranje waternoedel zwemmen ook naar ons toe.
‘Ja, dit is mijn eerste les,’ zeg ik.
Serap blijkt al bijna een jaar op vrouwenzwemmen te zitten.
‘Waar kom jij vandaan?’ vraagt ze.
Ik betrap mezelf erop dat ik twijfel of ze mijn afkomst of woonplaats bedoelt.
‘De Pijp,’ zeg ik.
‘Jeetje, schat. En dan moet je straks helemaal in je eentje in het donker naar huis?’ vraagt de gezette vrouw.
‘Bert zou dat nooit toelaten. Ik ben trouwens Muriel.’
Ze noemt me nu al twee keer ‘schat’. Ik ga kopje onder.
Muriel hoeft niet te zien dat ik bloos.
‘Wie is die man?’ vraagt de oranje waternoedel.
‘Welke man?’ vraagt Serap.
‘Die man van daarstraks.’
‘Ja, waarom een man? Als hij me zo ziet, hè,’ zegt de blauwe noedel.
In plaats van een badpak draagt ze een T-shirt en legging. ‘Bedoel je die bij de ingang, schat?’ Blijkbaar zegt Muriel tegen iedereen schat.
‘Bij wie we onze kaarten moesten afgeven,’ zegt de oranje noedel.
‘Dat is een conciërge, lieverd, maak je niet druk,’ zegt Muriel.
Het lijkt erop dat de vrouwen niet van plan zijn om nog een baantje te trekken. Als Fab kijkt, maken ze een halfslachtige zwembeweging. Het is alsof ik weer terug op school ben. Als de docent te laat was, gingen de meeste leerlingen weg. Na tien minuten, was de regel, ging de les niet door. Ik bleef altijd wachten. Nu blijf ik onwennig bij de vrouwen staan. Dit keer ga ik voor het groepsgevoel.
~
Ik kan me niet meer herinneren hoe dat vroeger ging, het omkleden. Wel de natte-vloer-sokken-en-schoenensituatie, maar hoe zat dat met naakte lichamen en de ruimte? Er zijn drie normale kleedhokjes en twee grotere, daarnaast is er de kleedkamer zelf. De middelbare vrouwen hebben de badpakken of shirts al tot hun middel uitgetrokken. Als ik borsten zie, probeer ik zo hard niet te kijken dat ik bang ben dat mensen zullen denken dat ik zó hard niet probeer te kijken, omdat ik eigenlijk een viespeuk ben en dat pro-beer te verbergen. Om die reden dwing ik mezelf om er nonchalant een paar te registreren.
Het zijn de tepels van Muriel geworden. Ze hangen naar beneden en doen me denken aan de jerrycan met kraantje die we aan een boom hingen als we gingen kamperen. De onderkant van de borst leunt op een dikke laag vet die het geheel enigszins in vorm houdt. Muriel tilt haar borsten een voor een op om de huid eronder af te drogen. Dit laatste zie ik vanuit mijn ooghoeken. Het is de eerste keer dat ik zo veel vlees in één ruimte zie.
Muriel pakt haar mobiel uit haar tas en zet de speakers aan. Naast het gelach van de vrouwen, toetert er nu ook een schelle mannenstem door de kleedkamer. ‘Wat is dat?’ vraagt Serap.
‘Het nieuws van Suriname, lieverd. De laatste keer dat ik daar was, zag ik zo veel Nederlanders. Ik was in een dorp. Ze lopen gewoon op slippers. Ook Surinaamse Nederlanders. Ik vind het prachtig. Ik hoop dat ik dat Bert nog een keer kan laten zien.’
Bijna tegelijkertijd komen de twee waterwokkels uit de hokjes. Hun badpakken hebben plaatsgemaakt voor lange gewaden. Ik neem het hokje dat het dichtst bij de kleedkamerbank staat.
Mijn zwempak is drijfnat en ik ben een plastic zak vergeten. Ik hang het met de bandjes aan een haakje. Vanaf het kruis van het badpak loopt over de zalmkleurige plastic wand een dun stroompje water dat aan de onderkant, waar de wand op kuithoogte stopt, op de grond begint te druppelen. De druppels vermengen zich met de modderige voetstappen van mijn voorgangers, waardoor er genoeg water op de grond ligt om nieuwe stappen te maken. Dat dit patroon zich steeds zal herhalen, maakt me duizelig.
‘Ik heb nog een cadeautje voor je. Ik haal het zo uit de auto.’
Vanuit het hokje lijkt het op de stem van Serap.
‘Ik ben zo benieuwd, schat. Wat word ik toch verwend. Van Bert krijg ik ook altijd cadeautjes. Kijk!’ ‘Ja ja,’ zeggen meerdere vrouwen tegelijk.
Ze giechelen.
Eenmaal uit het hokje pak ik mijn jas van het haakje. Ik trek hem langzaam aan, voel in mijn zakken, alleen vanwege de handeling. Mijn knopen zijn dicht. Als ik nu gedag zeg, zal niemand het horen. In twee groepjes zitten de vrouwen met elkaar te kletsen. De bovenste twee knopen doe ik weer open. Ik kijk in mijn tas, leg mijn sleutels bovenop de rest van de stapel.
‘Eh, dag.’
‘Tot volgende week, lieverd,’ zegt Muriel.
Over de auteur
Rosanna ten Have studeerde dit jaar af aan ArtEZ Creative Writing. Haar afstudeerwerk gaat over een jonge vrouw die op vrouwenzwemmen gaat. Vanuit een geïsoleerde positie wil het personage leren om te blijven drijven en ze neemt dat vrij letterlijk. In haar werk onderzoekt Rosanna de doorlopende behoefte aan contact. Ze schreef o.m. voor Vice. Een stuk van Badje 3 is te horen in de laatste aflevering van de literaire podcast Ondercast.
Over de illustrator
Evelien Cambré (1991) is freelance illustrator. Vanuit Antwerpen verhuisde ze naar Groningen, waar ze in 2016 aan Academie Minerva afstudeerde in Illustratie. Haar werk bevindt zich voornamelijk in het journalistieke kader, waarbij elke illustratie een onderzoek is naar de elektriciteit tussen de geometrische regels en de onvoorspelbaarheid van tekenen met de losse hand. Zie Eveliens Instagrampagina.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Aluminium
Door Lotje Steins BisschopDit verhaal speelt zich af tijdens een uitvaartdienst in de kerk. Een vrouw is haar geliefde kwijtgeraakt. In het begin lukt het haar nog om in het ‘hier en nu’ te blijven, maar dan drijft ze af en gaat ze de werkelijkheid steeds gekleurder beleven. Uiteindelijk verliest zij, net als haar geliefde, de grip op de realiteit.