feuilleton kort verhaal

De Wentelverhalen 2: De beul

Door Sytze Schalk | beeld: Jan Pieter Kaptein
28 november 2016

Lida-stad, Aula van de Universiteitscampus. 23 november, jaar 1, 02:12 uur.

Het is feest. Het halve dierenrijk is hier, samengeklonterd op de dansvloer, in het roze licht van de aula. Ze zijn jong, en ze zijn vrij. Ze dragen maskers en ze houden elkaar gevangen hier. Houden mij gevangen. Ik zit roerloos op de bank in de hoek en wacht op een kans om het feest te ontvluchten.
Er zijn wolven op dansvloer. Er is een adelaar die zijn handen op de heupen van een vis heeft gelegd, en heel langzaam met haar danst. Een aap staat over te geven tegen de muur. De trommelaars op het podium spelen al urenlang hetzelfde bezwerende ritme. De dieren kunnen nauwelijks nog overeind staan, maar ze moeten deze nacht voor altijd laten duren, ook al is het buiten alweer een keer dag geweest. Dit {tooltip}feest{end-texte}Feest‘ATTENTIE STUDENTEN! Het is weer bijna 21 november en jullie weten wat dat betekent: de Koningsnacht komt eraan. Ook dit jaar organiseren we weer het meest legendarische, dansbare en bezopen feest dat je ooit zult meemaken. (Als je het de ochtend erna nog kunt herinneren tenminste.) Het thema dit jaar is het ‘Dierenrijk’. Dus trek je tijgerpakje aan of laat zien dat jij de grootste brulkikker van de uni bent. Lang leve de koning! De feestcommissie’ (Flyer op de muur in de Universiteit van Lida) {end-tooltip} begon gisteren nog ter ere van koning Pins. Nu vieren dat ze van hem bevrijd zijn en zingen ze liedjes over hoe zijn hoofd door de straten rolt. Iedereen is plotseling altijd al een hartstochtelijk tegenstander van de koning geweest. Dus moeten ze dansen en uit hun dak gaan van blijdschap. Iedereen die het feest wil verlaten wordt tegengehouden. Wil je weg? Waar ga je heen dan? Probeer je te vluchten? Stond jij niet altijd vooraan als het koningslied gezongen werd?

‘Je bent niet aan het danssssen. Waarom ben je niet aan het dansssen?’
Een meisje likt aan mijn oorlel. Ze is mollig en draagt een kattenpakje met een diep decolleté. Ik geef haar geen antwoord. Ik wil niet praten. Ik wil dat ze weggaat, voordat ze de aandacht trekt van de anderen.
‘Ik doe vanaf nu gewoon lekker… wat ik zelf wil…,’ zegt ze. ‘En wat ik wil…is dansssen.’
Het woord komt als blubber uit haar mond. Ze slaat haar armen om mijn nek en kust me. Het is een slobberige zoen, meer op mijn wang dan op mijn mond. Ze grabbelt naar mijn bh-bandje. Ik laat het gebeuren. Niet moeilijk doen. Aanpassen aan de situatie.
Ik was niet eens van plan geweest om naar dit stomme feest te gaan. Ik werd wakker van het geschreeuw op de gang. Toen ik naar buiten keek zag ik vlammen opstijgen boven het Onafhankelijkheidsplein, aan de andere kant van de rivier. Ik had pas door wat er aan de hand was toen er iemand op de deur van mijn kamer begon te rammen. ‘Vrij!’ riep een stem. ‘Je bent eindelijk vrij.’ Ik heb zo snel als ik kon de {tooltip}oorkonde{end-texte}OorkondeWegens exemplarisch gedrag en excellente studieresultaten heeft Koning Pins besloten om dit jaar LIMME VAN HET DING VAN HET OOG toe te laten tot de Universiteit van Lida met de speciale Koninklijke Studiebeurs. Zij zal beginnen aan de studie ‘Criminologie’.(Oorkonde op de kamer van Limme) {end-tooltip} en het {tooltip}krantenartikel{end-texte}KrantenartikelVAN ONZE REDACTIE – Gisteren heeft Koningin Kariane haar jaarlijkse bezoek gebracht aan het weeshuis dat ter ere van haar is opgericht. Ze inspecteerde de kamers en deed mee met een van de lessen. ‘Ik ben verheugd dat de weeskinderen van Lida hier in zulke goede omstandigheden kunnen opgroeien, en dankzij mijn steun een tweede kans krijgen in hun leven,’ aldus de koningin. De dag werd beëindigd met een gezamenlijk diner met de meest getalenteerde weeskinderen van het tehuis, hier te zien op de foto. (Krantenbericht in de Gazette van Lida, uit het jaar 1850) {end-tooltip} verscheurd die aan mijn muur hingen. Twee minuten later had ik me beneden onder de dieren gemengd. Iemand had zijn masker achtergelaten op de bank, dus vanaf dat moment was ik een slang.
Het meisje probeert me overeind te trekken, maar valt zelf achterover. Ze giechelt, en een jongen in een walrusmasker tilt haar op. Ze verstrengelen zich in elkaar en keren terug naar de dansvloer. Er klinkt geschreeuw buiten, een pistoolschot. De muziek stopt abrupt. De deuren van de Aula worden opengetrapt, en er wordt iemand de dansvloer opgesleurd. De jongen draagt een bebloed schort en het teken van de koning is in zijn wang gebrand. Het is een beul van het {tooltip}Bureau van Informatie{end-texte}Bureau van Informatie‘Het Bureau van Informatie is de gevreesde geheime dienst van de Pins-Koningen. Het Bureau huist in een gigantisch en zwaarbeveiligd gebouw in de Wijk van de Regering. Hier zijn ook de persoonsdossiers opgeslagen met alle informatie van de burgers van Lida. Op basis van deze dossiers bepalen de ambtenaren welke burgers ‘Staatsgevaarlijk’ zijn en welke er trouw zijn aan de koning. Het Bureau bestaat uit vijf Afdelingen, die elk verantwoordelijk zijn voor een eigen laag van de bevolking. Elke Afdeling heeft zijn eigen Afdelingshoofd en eigen cellencomplex dat onder het beheer staat van een Beul.’(Passage uit een Babriaans schoolboek over Lida) {end-tooltip}. Hij verzet zich, schopt om zich heen en zijn blik schiet door de ruimte. Niemand hier gaat hem helpen. Ze binden zijn handen achter zijn lichaam en draaien hem ondersteboven, hangen hem aan een touw zodat hij met zijn gezicht boven de grond bungelt. De trommelaars op het podium zetten een ritme in, en de dieren roepen in koor: ‘Pins-per-soon. Pins-per-soon.’
Twee dagen geleden was iedereen nog een {tooltip}Pinspersoon{end-texte}Pinspersoon‘Rook ze uit, vang ze in de riolen en knoop ze op aan de hoogste lantaarnpaal… de Pinspersonen. Jullie weten wie ze zijn. Jarenlang hebben ze op jullie neergekeken en jullie verklikt bij het Bureau van Informatie. Terwijl wij stierven van de honger, profiteerden zij van de banen en huizen die ze van de koning kregen. De Pinspersonen dachten dat ze veilig waren. Ze hebben gegokt, en nu hebben ze verloren.(Radiotoespraak van rebellenleider Asus, na de bekendmaking van de dood van de koning) {end-tooltip}. Het was iets dat je met trots op de gevel van je winkel spijkerde. Nu is het een doodvonnis. De beul wordt door elkaar geschud en een halve souvenirwinkel aan Pinsspullen valt uit de zakken van zijn schort: een foto, speldjes, een mok, zelfs een encyclopedie. De dieren smijten hun glazen stuk en pakken de scherven op. Een voor een gooien ze een scherf in de richting van de beul, alsof het werpmessen zijn. De meeste ketsen af op het dikke leer van het schort. Soms boort een scherf zich in een schouder, of een hand. De jongen schreeuwt. Het is een kwestie van tijd voordat ze hem zullen vermoorden. Dit is nou eenmaal wat er gebeurt wanneer dieren vrijkomen die hun hele leven in een kooi hebben gezeten.
Ik schuif naar het puntje van de bank. Iedereen is nu alleen nog bezig met de beul. Ik sta op, zo stil als ik kan, schuifel langs de muur naar de deur.

rowdance_800px

 

Ik kom niet heel ver.

‘Waar ga je heen, slangetje?’ klinkt het achter me. Ik draai me om. Het is de walrusjongen. Alle dieren kijken me aan. Ik probeer een excuus te verzinnen. Dat komt er niet. Ik probeer een uitweg te bedenken. Die is er niet. Ik kan niet zomaar weer gaan zitten. Ik heb mezelf verraden. Ik ben niet een van hen. De dieren voelen het. Als ze klaar zijn met de beul zullen ze zich op mij storten, mijn kamer overhoop halen en net zo lang vragen en prikken totdat ze het bewijs hebben dat ze zoeken. Als ik hier levend uit wil komen heb ik maar één optie.
Ik stap op de beul af. De mensen om hem heen laten me toe in hun cirkeltje. Ze kijken me nieuwsgierig aan, alsof ze benieuwd zijn wat voor gruwelijks ik in gedachten heb.
‘Is dat alles wat jullie durven?’ vraag ik. Ik probeer zo schamper mogelijk te klinken. Ik hoop dat ze niet horen dat mijn stem trilt.
‘Wat was jij dan van plan?’ vraagt de jongen met het walrusmasker. Ik kijk om me heen, naar de scherven op de grond. Ik reik langzaam naar het stuk dat er het grootst uitziet. Terwijl ik het opraap, veeg ik met mijn andere hand snel een andere scherf op. De dieren houden hun adem in. Ik breng de grote scherf naar de keel van de beul. Het snijdt in zijn huid, en laat spetters bloed achter op het glas. Ik kijk om me heen, tel de hoofden. De dieren kijken alleen naar de bebloede scherf. Nu moet het gebeuren. Ik maak een beweging alsof ik de keel van de beul wil doorsnijden, en tegelijkertijd doe ik een stap naar voren. Met de scherf in mijn andere hand snij ik het touw door waar de beul aan vast hangt. Ik probeer hem op te vangen maar hij is te zwaar en ik zak door mijn knieën en kom onder hem terecht.
Het is doodstil in de aula. Sta op, denk ik. Sta op.
Dan voel ik hoe een hand zich om mijn pols klemt. De beul krabbelt op en sleurt me overeind. Ik heb lichtvlekken in mijn ogen en ik zie alleen maar maskers om me heen. Iedereen staat ons als bevroren aan te kijken. De beul komt in beweging, pakt een scherf en zwaait wild om zich heen. Een paar dieren doet een stap achteruit. De beul beukt zich vrij uit de cirkel, en mijn voeten struikelen automatisch mee. Als we de uitgang bereiken en de beul de deur opentrapt kijk ik achterom en zie ik hoe een menigte van wolven, apen en olifanten de achtervolging inzet.
Het heeft geen zin om naar de toegangspoort te rennen, die is te ver weg. Maar de nooduitgang van de Rechtenfaculteit leidt naar een zijweg die uitkomt bij de rivier. Ik sla af naar rechts, en trek de beul met me mee. Op het plein voor het faculteitsgebouw ligt het standbeeld van de koning in brokstukken op de grond. De voordeur van het gebouw is open. Binnen is het stil en donker. De gangen zijn leeg. Ik sluip naar de nooduitgang aan het einde van de hal. Dicht. Buiten klinken de stemmen van de feestvierders. Mijn hersenen gaan als een razende tekeer. Iets anders, kom op, er moet een andere uitweg zijn. Ik realiseer me dat de collegezaal ook uitkijkt op de zijweg. Misschien kunnen we via de ramen daar naar buiten komen. De beul kreunt. Hij kan nauwelijks overeind staan.
Ik open de deur naar de collegezaal. Het nachtlicht valt door het raam, trekt strepen over de vloer. We zijn niet alleen. Er hangt iemand over het katheder. Het is de rector. Iemand heeft een varkensmasker aan zijn gezicht vastgeniet. Voor het katheder ligt een plas bloed. Ik moet me aan een van de collegestoelen vasthouden om niet om te vallen. Dan galmt er een stem door de zaal.
‘Ik had niet verwacht dat je een gast zou meenemen, Limme.’
Er staat een man op uit een van de stoelen. Hij is al wat ouder, minstens een jaar of vijftig. Hij heeft een grote buik en een zware, witte snor. Ik weet niet wat ik moet zeggen.
‘Maak je geen zorgen,’ zegt de man, ‘als ik je dood had willen hebben, was je dat al geweest. Dit is het werk van je klasgenoten.’
‘Wie ben jij?’
‘Ik ben de persoon die je leven gaat redden.’
Ik heb geen tijd om na te denken, geen tijd om te bedenken of ik deze man kan vertrouwen. Hij wijst naar zijn stoel, wenkt me. Hij trekt de stoel omhoog en tot mijn verbazing geeft de vloer mee. Er zit een luik onder.
‘De trap hieronder loopt helemaal door naar de catacomben. Daar word je opgewacht. Waarschijnlijk was deze meneer ook op weg naar deze uitgang, maar was hij net te laat.’ Hij wijst naar de rector.
De man opent het luik. Ik kijk naar beneden, naar een trap die eindeloos de aarde in lijkt te lopen.
‘Hoe weet jij mijn naam? Waarom doe je dit?’
‘Omdat we jouw hulp kunnen gebruiken, met alles dat Lida nu te wachten staat.’
‘En hij dan?’
‘Ik beloof je dat hem niets zal overkomen. En als je nou niet opschiet, trap ik je zelf naar benden.’
Ik kruip het luik in. Van over de rand zie ik hoe de man met de snor de beul optilt alsof het een postpakketje is. Buiten klinkt het gerinkel van glas, stemmen. De dieren zijn binnen.
‘Kom op, Limme.’ De man wuift ongeduldig.
‘Wacht!’ roep ik, ‘hoe… heet je?’
‘Schurre is de naam,’ zegt de man.
‘Nee, sorry. Ik bedoel… hij.’
De beul en ik kijken elkaar aan. Hij krult zijn gebarsten lippen in een flauwe glimlach. Zijn stem is zo zacht dat het nauwelijks meer is dan een ademhaling. Maar ik hoor wat hij zegt: ‘Pitezel.’
Ik trek het luik achter me dicht, en klim het donker in.

Lees hier deel 1 van De Wentelverhalen.

Over De Wentelverhalen

De koning is dood. Wat nu?

‘De Wentelverhalen’ is een maandelijkse verhalenreeks over het fictieve land Lida en de ‘Scherfvinders’: journalist Gavon, rechercheur Limme, troubadour Ani en scholier Klement. Terwijl Lida opnieuw wordt opgebouwd na een bloedige revolutie, proberen de Scherfvinders het mysterieuze verleden van hun nieuwe wereld te ontrafelen.

Elk Wentelverhaal kan op zichzelf gelezen worden, maar samen vormen ze een doorlopende reeks. De Wentelverhalen zijn onderdeel van De Wentel: het eerste ‘multiverhaal’ van Nederland, dat tot leven komt in uiteenlopende vormen: literatuur, theater, computergames, illustraties en meer. Zo kun je vanaf voorjaar 2017 ‘De 7 Dagen van Klement’ spelen, de eerste literaire game van De Wentel.

Kijk voor meer informatie en verhalen ook op de Facebookpagina van De Wentel: www.facebook.com/dewentel.

Over de auteur

Sytze Schalk (1988) is (toneel)schrijver, regisseur en gamedeveloper. Hij maakt multiverhalen, en zijn projecten spelen zich allemaal af in de fictieve wereld van De Wentel. Sytzes verhalen gaan over empathie en de vraag hoe je kunt samenleven in een wereld die geregeerd wordt door angst voor de ander. Sytze schrijft, regisseert en ontwerpt o.a. theatervoorstellingen, literatuur, kaartspellen, apps en computergames. En op een dag zal hij Pokémontrainer worden.

Over de illustrator

Jan Pieter Kaptein studeerde aan de Design Academy in Eindhoven.

Lees meer van

De Wentelverhalen 1: Gavon – De winnaar

Door Sytze Schalk

Lida-stad, een steeg. 22 november, jaar 1856 van de Pins-Monarchie, 06:30 uur. ‘Als je dood bent, moet je het zeggen.’ Een krakende stem. Meer niet. ‘Maar je ligt erbij alsof je een hartslag hebt. Kijk me ’s aan!’ Ogen openen. Moet lukken. Eerst tot spleetjes, wennen aan het licht. Het miezert, en het beetje adem […]

Lees meer uit de categorie feuilleton kort verhaal

De Nieuwe Lichting: Isra Juneau

Door Isra Juneau

De Optimist vroeg de nieuwe lichting afgestudeerden van schrijfopleidingen in Nederland en Vlaanderen om hun eindwerk in te sturen. In DE NIEUWE LICHTING presenteren wij fragmenten uit dat werk en stellen wij de schrijvers van de toekomst voor. Vandaag stellen wij aan u voor: Isra Juneau, pas afgestudeerd aan de SchrijversAcademie te Antwerpen. Hoe ben je tot je […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen