Eerste indrukken: Waarom ik dol ben op Duitsland (en mijn broertje niet).
Door Luuk Schokker | beeld: Gemma PauwelsDer Germanist geht immer wieder weiter. Deze week laten vier auteurs in een reeks mini-essays hun Duitsland aan ons zien. Meezing-Matthäusen, stroef verlopen schoolreisjes, bijzondere instrumenten en een andere kijk op Kafka – het komt allemaal voorbij. Luuk Schokker bijt het spits af!
***
Het schijnt niet meer dan zeven seconden te duren voor iemand een definitieve eerste indruk op je heeft gemaakt. Ik stel me voor dat het bij andere zaken ook snel gaat: groepen mensen, winkels, steden – niet alles zul je al binnen zeven seconden beoordelen, maar toch snel genoeg om je op te zadelen met een eerste denkbeeld dat zich in je systeem nestelt als de waarheid. Triviale indrukken kunnen een levenslang effect hebben. De eerste hond die ik bewust meemaakte was een rottweiler die agressief een cakeje uit mijn peuterhand hapte. Ik hou nog steeds niet van honden. Dat ik wel dol ben op Duitsland, heeft dan ook alles te maken met mijn eerste indruk.
Eerlijk is eerlijk, ‘eerste indruk’ is een rekbaar begrip. Mijn écht eerste keer Duitsland was een dagje met de bus naar Warner Brothers Movie World. Voor mij voelde dat nog niet echt als Duitsland. De trip naar Bottrop-Kirchhellen draaide om de stripfiguren en de actiehelden. Voor mijn broertje, toen een kleuter, moet het een ander verhaal zijn geweest. Die vertrok zenuwachtig en vol verwachting naar het park van zijn helden om er teleurstelling op teleurstelling te vinden: de actiehelden spraken hem aan in het Duits (“Hallo, wie heißt du?”) waarop hij alleen bedremmeld ‘ja’ kon zeggen en zij zich vlug uit de voeten maakten. De Tazmanian Devil, voor wie hij een tekening had meegebracht, had geen handen om iets aan te pakken, maar wel een onvermurwbare begeleider die het cadeau onder geen beding wilde aannemen. Bij de tussenstop op weg naar huis gleed mijn broertje bijna van een trap en duwde hij een gloeiend hete kaassoufflé in zijn neus. Waar ik Duitsland niet echt associeer met die ene dag ergens in een schoolvakantie halverwege de jaren negentig, moet het land zich in het kleuterbrein van mijn broertje geboord hebben als de hel op aarde. Ik stuurde hem een berichtje.
Voor mij is Duitsland een heel ander land. Zoals bij zoveel herinneringen is ook deze eerste keer in snippers uiteengevallen, bij elkaar gehouden door het gevoel als gemene deler. En zoals elke herinnering is ook deze gevormd door de context. Ik was veertien, zat in de derde klas van de middelbare school en er stond een tweedaagse uitwisseling met een Duitse school op het programma. Niemand had er echt zin in. We hadden sinds de eerste klas al een uitwisselingsprogramma met Engeland, met vier uitgebreide bezoeken over en weer. Nu dat programma was geëindigd, zagen we niet meteen de voordelen van een haastig opgeworpen surrogaatverbond vlak over de grens. Maar de hele klas ging zonder morren mee en ontving een week voor vertrek een formulier met gegevens en een fotootje van een Duitse uitwisselingspartner. In een klaslokaal werden we een voor een naar voren geroepen om wat ongemakkelijk handen te schudden met ‘onze Duitsers’. Ik kreeg Vinzenz toebedeeld, een jongen die naar de grond praatte en wegkeek als ik wat zei.
‘In een klaslokaal werden we een voor een naar voren geroepen om wat ongemakkelijk handen te schudden met ‘onze Duitsers’.’
Voor het programma deed de organiserende school ongetwijfeld zijn best. Er staat me niet veel van bij. Ik geloof dat we een historische speurtocht door het dorp hebben gedaan en dat de sfeer een beetje lacherig was. We voelden ons niet echt verbonden met de Duitse leerlingen, die het geheel nog meer als een verplichting leken te zien dan wij, matig Engels spraken en als gevolg vooral met elkaar optrokken. ‘Mijn’ Duitser trakteerde zichzelf op een grote milkshake en zei tegen mij: “Als je er ook een wilt, moet je daar even in de rij gaan staan.”ʼs Avonds bakten we pizza in de keuken van de school en aten die op in de tuin ernaast. De Duitsers straalden uit dat ze na het eten het liefst zo snel mogelijk onder de wol zouden kruipen. Als de uitwisseling na de pizza was geëindigd, had ik waarschijnlijk een heel ander verhaal over Duitsland te vertellen. Maar de eerste indruk van een heel land zit ‘m toch in meer dan alleen de eerste seconden. De ommekeer begon vlak na het toetje. Of we misschien nog wat wilden drinken in een café? We moesten wel snel zijn, zeiden de Duitse leerlingen. Als we vroeg zouden gaan, werd er nog niet al te streng gecontroleerd op leeftijd.
We fietsten een flink eind door het dorp, dat al donker begon te worden toen we na een laatste stuk tegen een heuvel op bij het café belandden. De groep was al meer dan gehalveerd. Vanaf de heuvel keken we uit over het kleine plaatsje, dat er aan alle kanten hetzelfde uitzag. Naast de kerk was er maar één ankerpunt te onderscheiden: een grote papierfabriek, die als een monument voor de Duitse industrie hoog boven het dorp uittorende. Het café zelf was, in het donker van buiten, niet goed herkenbaar. Een van de jongens duwde een zware deur open. Binnen was de kroeg amper verlicht. We bestelden cola en kregen die geserveerd in ongewassen glazen. Er werd Duitstalige rockmuziek gedraaid. Terwijl ik voorzichtig dronk, keek ik rond en vroeg me af of ik me ooit ergens minder op mijn plek had gevoeld dan in dit obscure café. Ik was omringd door een paar klasgenoten die in Nederland mijn vrienden niet waren en een handvol uitwisselingspartners, die ons vooral als dood gewicht leken te beschouwen.
Door de donkere kroeg en het gebrekkige Engels van onze Duitsers is het moeilijk te zeggen of ze ergens op die avond hun afscheid aankondigden, vroegen of we meegingen of dat ze ons doelbewust hebben afgeschud. Hoe dan ook, ineens was iedereen weg en stond ik drie klasgenoten schaapachtig aan te kijken. Dit was niet het avontuur waar we op gerekend hadden, maar we moesten er iets mee doen, en wel nu. De kroeg werd drukker en het leek me dat als onze leeftijd geen probleem was, de taalbarrière dat nog wel zou worden, of anders de onvermijdelijke vrijdagavondonrust die ongetwijfeld ook in dit dorpscafé de kop zou opsteken. De Duitse jongens waren nergens meer te bekennen, en met hen verdween ook de toegang tot hun ouderlijke huizen, waar we die nacht zouden slapen.
We doolden door de brede straten van het donkere, onbekende dorp, vier Nederlandse jongens op geleende fietsen. Uit de pijpen van de papierfabriek dwarrelde een fijne neerslag van productieafval naar beneden. Het stonk een beetje. Ik sloeg willekeurig straten links en rechts in en probeerde de fabriek en de kerk als referentiepunt te houden voor een route die we onderweg uitstippelden. Er leek nog iets anders op ons neer te dalen – een gevoel dat de lichte paniek overstemde, een eerste besef van volwassenheid. We waren honderden kilometers verwijderd van huis ontsnapt aan de wakende blik van de docenten: we moesten dit zelf zien op te lossen.
‘We waren honderden kilometers verwijderd van huis ontsnapt aan de wakende blik van de docenten: we moesten dit zelf zien op te lossen. ‘
We fietsten zeker een uur voor we eindelijk een teken van leven ontdekten in het muisstille dorp. In het midden van een straat kwam discolicht uit een huis. Er klonk harde muziek. Ik fietste richting het eentonige gedreun en wenkte mijn klasgenoten. Hier was vast iemand die ons de weg kon wijzen. Ik was nog niet afgestapt toen er aan de andere kant van de straat ook licht begon te zwaaien, gevolgd door een ander aanzwellend geluid. Politie. We fietsten voorzichtig een stukje door en keken van een afstand toe hoe de agenten het huis binnenstormden en onder protest een paar jongens naar buiten sleepten. Wij hielden ons stil. We kenden de strenge reputatie van de Duitsers, de agenten leken bepaald niet in hun beste vriend-modus, ook niet voor jonge verdwaalde buitenlanders. Bovendien reden we rond op fietsen die niet van ons waren, op de weg terug van een kroeg waar we misschien wel helemaal niet hadden mogen zijn. Pas toen de politieauto al even uit beeld was en het feest definitief afgelopen leek, durfden we weer verder te fietsen.
Het duurde niet lang voor een van ons straten begon te herkennen en we langzaamaan een beeld kregen van hoe de wegen van het dorp in elkaar staken. We bedachten logische routes om te fietsen en maakten voorzichtig weer wat meer geluid, genoeg om gehoord te worden en te weinig om last te krijgen met de politie. Bij een rotonde die we al een paar keer eerder waren gepasseerd, stonden de vier Duitse jongens op ons te wachten. Ze waren nog altijd even weinig spraakzaam, maar er was duidelijk opluchting te zien op hun gezichten. Het was de meest uitgesproken emotie die we tijdens de uitwisseling wisten op te wekken.
Vanaf de rotonde fietsten we allemaal met onze eigen Duitser weer een andere kant op. We waren snel thuis. Ik geloof dat ik zelfs nog redelijk op tijd in bed lag. De volgende ochtend ontbeten we en liepen naar de supermarkt om wat te drinken te kopen voor onderweg. Bij de bus namen we netjes afscheid. Vermoedelijk hebben we die nacht vooral rondjes gefietst; het zou goed kunnen dat de zoektocht veel minder lang duurde dan ik hem onthouden heb. De verschillende elementen van de avond gaven het geheel de allure van een groots avontuur.
Misschien komt het juist wel daardoor dat die nachtelijke fietstocht zo’n indruk heeft achtergelaten, als eenzaam hoogtepunt in twee dagen vol plichtplegingen. Ik denk dat de eerste indruk van een heel land wordt bepaald door de meest indringende gebeurtenis tijdens het allereerste bezoek. Daarom is Duitsland voor mij vooral het gevoel van die vrijdagavond, het idee dat er van alles kan gebeuren en dat je daar zelf verantwoordelijk voor bent. Een land dat veel meer te bieden heeft dan goede wegen op doortocht naar andere landen. Dat gevoel is voor altijd blijven hangen. Ik ben regelmatig terug geweest in Duitsland, voor stedentrips met verschillende mensen en met verschillende doelen. Ik ben een keer weggekeken uit een (minstens zo donker) café, ik ben ooit met een groep door een bakkerij ontvangen met de gevleugelde woorden “Ah nein, da sind die Holländer wieder”, maar veel verschil maken die ervaringen niet. Elke keer boort het idee van Duitsland weer een bron van enthousiasme en avonturierszin aan.
Mijn broertje kwam nooit meer in Duitsland. Al moet ik zeggen dat hij aan de dag in het filmpark heus niet alleen traumatische ervaringen overhield. Een flinke troost was de aanschaf van een schuimrubberen Batmanpak met voorgevormd sixpack. Hij is nog altijd groot fan van de superheld. Een eerste indruk kan zomaar een levenslang effect hebben.
Over de auteur
Luuk Schokker (1990) werkt voor een universiteit en schrijft buiten kantoortijden aan verhalen. Zijn werk verscheen behalve bij De Optimist o.a. bij Papieren helden, Hard//hoofd en Catapult.
Over de illustrator
Meer informatie over en werk van Gemma Pauwels is te vinden op haar uitgebreide website: gemma.nu
Lees meer van Luuk Schokker
De Duellist: Het eiland
Door Luuk SchokkerVoor onze themamaand De Duellist vroegen wij deelnemers het duel aan te gaan met zichzelf en hun tekst. We hadden het nooit zo bedoeld, maar voor onze gasten was Het Oude Eiland een romantisch toevluchtsoord geworden. Voor jonge stellen wekte de overtocht alleen al lust op, bij oudere koppels leek de ingedutte liefde spontaan […]
Lees meer uit de categorie essay
Bodies Calling
Door Raaf BrandtbergHoe groot sommige popsterren soms ook lijken, er zijn er maar weinig goed genoeg voor de eeuwigheid. Michael Jackson, God hebbe zijn ziel, staat onbetwist op één. Ook Prince, hoewel nog onder de levenden, zullen we ons over twintig jaar nog steeds herinneren. Continentaal maar daarom niet minder groots: Serge Gainsbourg – onlangs nog vereerd […]