kort verhaal

20 komma 9

Door Mara Prokop | beeld: Lauralouise Hendrix
16 maart 2016

Voor themamaand De Germanist gingen we op zoek naar de Duitse tegenhanger van De Optimist. Die vonden we in online pdf-tijdschrift Das Prinzip der sparsamsten Erklärung – een eigenzinnig online magazine dat essays en korte verhalen van (nog) onbekend Duits talent publiceert. Essays en verhalen die zo mooi zijn dat we onze lezers er ook van wilden laten meegenieten. Vandaag het verhaal ‘20 komma 9’ van Mara Prokop, virtuoos vertaald door (de nog te onbekende) Irene Dirkes.

Hij zat naakt gitaar te spelen. Zijn naam kon ik niet onthouden, het was iets met een zachte klank, iets exotisch dat naar afscheid klonk. Een vriendin vertelde over hem, vertelde over hun gezamenlijke en treurige liefdesgeschiedenis en dat beeld heeft zich in me vastgezet, dat beeld van hem zoals zij hem zag, en ik herinner me haar blik, haar ogen die vanuit het niets de contouren van zijn lichaam vormgaven, die zich eraan aanpasten en hem op haar netvlies tatoeëerden om hem nooit meer te vergeten. Een jongeman uit Brazilië, die zijn vrouw en dochter daar had achtergelaten, filosofie studeerde en in Duitsland zijn proefschrift over Hölderlin schreef. Ik stelde me voor hoe hij in zijn spartaans ingerichte kamer over van alles zat te piekeren waarover Hölderlin ook had gepiekerd toen hij in zijn toren zat – en dat zijn halve leven lang. En dan denk ik aan het woord, dan denk ik aan de rozen, aan de klapperende vlaggen uit een gedicht van hem dat we ooit in de Duitse les hebben behandeld, aan de ontelbare en onzinnige interpretaties, aan de volmaakte cirkel, mijn aanvankelijke scepsis en de draagwijdte van de waanzin. In een enkele oogopslag rolde de eenzaamheid van een dode dichter de krappe en tegelijkertijd lege woning van een jongeman binnen, die uit zijn raam alleen het schrale landschap ziet, alleen de kou van een lange Duitse winter, en met verlangen in zijn hart weer terug wil naar de plaats die hij maanden geleden verliet en ik stelde mezelf de onvermijdelijke vraag waarom, ik vroeg het aan haar omdat ik het hem niet kon vragen, maar er kwam natuurlijk geen antwoord, het was een vraag die niet beantwoord kon worden, misschien niet eens door hem. En dan ga ik een andere kamer binnen. Een piepklein zolderkamertje in het al lang vergeten Parijs van de al lang verloren illusies waarover Paul Auster heeft geschreven, over de ontdekking van de eenzaamheid in deze stille wond die we leven noemen, over de macht van de herinnering die we openhouden, en het vergeten van de eigen dood waar we een pleister opplakken hoewel we heel goed weten dat die vanzelf weer loslaat, en dat genezing een spiegel is met duizend facetten en het stille geheugen van de tijd. En dan duik ik in het verleden, duik ik in de duisternis en in de duisternis hoor ik muziek. Eerst een constant rondzingende toon, dan een harder wordend bonzen, een bijna smekende dreun die de onverzettelijke muren deed trillen en tot over de stenen bruggen klonk, zo ver, toen bereikten we de oever en in mijn herinnering ben ik zestien en de Alabama Song, die we uit alle ramen de nacht in knallen, verscheurt mijn hersenen, rijt mijn ingewanden uiteen, implodeert in mijn ziel en laat me achter als confetti in een vale woning met de eerste beelden van de liefde en het verlies. En toen kwam jouw ziekte. Toen kwamen de witte ruimtes, de steriele gevangenissen van de geest, het raadselachtige overblijfsel van een wezen dat in de stemmen verloren ging als in de eendere gangen van een onverwoestbare vesting, in de gedoseerde provocaties en de impulsieve handelingen, in de terugkerende verzekeringen en de veronderstelde genezingen, maar het waren allemaal holle frasen en je huid werd een leugen, je mond werd een kooi en de vrijheid vluchtte uit je weg en kwam nooit meer terug. Ook ik ben gevlucht, ik heb de bloemen weggegooid, de wachtkamers verlaten, de hoop in de ogen van degenen die van je hielden heb ik in de steek gelaten, en ik heb lucht in mijn longen gezogen, naar binnen gezogen tot ik bijna barstte, tot in het extreme heb ik de pijn gezocht en mijn ogen heb ik gesloten, ik heb ze onder de stenen en het puin van fragmenten en herinneringen onpeilbaar diep in mezelf begraven. En zo gingen de jaren voorbij. Ze gingen voorbij en op een dag opende ik mijn ogen weer en zag Parijs, ik opende ze en zag de heldere hemel, proefde de tere, ontkiemende lente, ontwaakte uit mijn schuld uitgestrekt op een graf, en ik voelde mijn ledematen tot leven komen, voelde hoe de slaap uit me wegstroomde en ik verliet dit onwerkelijke oord, de bekende begraafplaats, de smerige stad, de omlijste kamer van de schrijver, de uitwerking van zijn woorden en de inconsequentie van mijn daden. En ik geef hem gelijk, het schrijven heeft de wond opengehouden en ik ben het met hem eens, de duisternis is goed, net als de eenzaamheid en de pijn, maar in één ding heeft hij zich vergist want de geschiedenis begint niet met de dood, ze begint altijd met het leven. En toen kwam de spiegel. Uit tijd werd tijd geboren, uit de monotonie en de verveling de noodzakelijke distantie, vanuit mijn ooghoeken bespeurde ik de stekende scheur in de werkelijkheid en ik leek te bezwijken onder de eenzaamheid van een lege kamer, maar jij bent hier, ik ben hier, wij zijn er allemaal en de ruimte splitst zich en ik ben weer in het nu van het verhaal van mijn vriendin, ik neem afscheid van haar, probeer haar te troosten, probeer zijn naam nog te onthouden, maar mijn gedachten dwalen af en zoals zo vaak zwerf ik door de nachtelijke straten, ik stel het uit om naar huis te gaan, bespeur die onbekende angst op mijn tong, het soort angst om iets te verliezen. En dan kom ik in de buurt van de laatste kamer. En ik hoor de muziek, het is een andere melodie. Heel zachtjes sluipt de Boléro mijn hoofd binnen, hij slingert zich door de hersenkronkels van mijn waarneming en vlijt zich op de synapsen van mijn voelen, eerst aarzelend en bedrukt, dan slaat hij om in vertrouwdheid en de exploderende extase van het zijn, het onstilbare geluk en de onmetelijke vreugde dat ik leef, en als ik eindelijk thuis ben, zie ik dat het licht uit is, zie ik dat je al slaapt en ik weet dat al het andere onbelangrijk is, ik kleed me uit en ga bij je liggen, ik leg mijn hoofd op je borst en weet dat er altijd iemand is die het hart hoort, hoe het klopt, hoe het daalt. Daar zijn geen woorden voor. Dat is het leven.

Mara Prokop

Over de auteur

Mara Prokop (München). Geboren in Slowakije, opgegroeid in Beieren, verdwaald in Berlijn, teruggevonden in de woorden. Ze is jong noch oud, schrijft graag en volgt daarbij een gedachte die ze met de wereld verbindt.

Over de illustrator

Lauralouise is fotohistoricus en (beeld)redacteur, tegen wil en dank gefascineerd door dieren, Duitsland en de kunsten. Als de woorden niet willen maakt Lauralouise beeld, voor zichzelf en soms ook voor De Optimist.

Over de vertaler

Irene Dirkes (Utrecht) is op LinkedIn te vinden. En thuis, vlijtig typend achter de pc. Maakt van Duits Nederlands en spint daarbij van genoegen. Tot groot plezier van Poes Muis, die spint gezellig mee.

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Bureau Gevonden Goed

Door Ettie Edens

Een vermoeide conducteur treft een slapende man aan in de trein. Hij zet hem af bij Bureau Gevonden Goed, waar de opeenstapeling van mobiele telefoons, pinpassen, sleutels en lampenkappen het nieuwe thuis zal vormen van de vondeling. De conducteur kan hem niet aan zijn lot overlaten, toch? Een droogkomisch en toch ook kwetsbaar verhaal van Ettie Edens.

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen