Bonus Malus
Door Joost Vormeer | beeld: DanibalBonus-malus
1
Op de dag dat zijn vader verdween, deed Max eindexamen. We zaten in de gymzaal en ik schoof mijn rechtervoet over de vloer, netjes over een witte lijn: de dubbelspelgrens van het tennisvlak. Max zat helemaal vooraan, gedisciplineerd voorovergebogen, als een kostschooljongen. Ik luisterde naar een liedje van Phoenix in mijn hoofd.
An adolescent singing out real loud. Some wild English tune, sing shalala-lalalala lalalala
Ik kon alleen Max’ witte poloshirt zien. In de gymzaal was het warm en er stonden flesjes Spa op onze tafels. Iemand had zijn sweater op een paard voltige in de hoek gelegd. Het was half twee, het begin van het Eindexamen Economie, VWO, tijdvak 1.
Door de bètablokker, die net begon te werken, was ik me vaag bewust van onze mentor in de zaal, meneer De Vries, die iets zei tegen de docenten aan het tafeltje voorin vlakbij de kleedkamerdeuren.
Opgave 1
Wie wordt er beter van de bonus-malus?
Het gezin Walker heeft verzekeringen lopen bij twee verschillende commerciële verzekeringsmaatschappijen…
Mijn handen waren nat, ik stond er alleen voor. Meneer De Vries liep naar Max en fluisterde iets in zijn oor. Max stond meteen op, pakte zijn spullen, leverde zijn antwoordvel in bij de docenten aan het tafeltje en liep de zaal uit. Dit moet binnen een minuut gebeurd zijn, maar het leek veel langer. Als ik nu terugdenk aan het examen, loopt Max naar de deur, drie uur lang.
“We hebben het gehaald!”
Marleen liep op me af, omhelsde me. Ik was uitgeput.
We hebben het gehad, dacht ik, niet gehaald. Daarna begon ze over Max. Ze zei dat zijn vader was verdwenen. Max’ vader, Bernhard Hofman, was de afgelopen dagen steeds in het nieuws geweest. Het was mij half ontgaan, want voor mij was het examen veel belangrijker, maar zelfs mijn moeder had het erover gehad en zij houdt zich gewoonlijk niet bezig met zaken waar ze geen verstand van zegt te hebben.
Hofman. De man van de bonus, van 1,2 miljoen. Mensen waren boos, politici verontwaardigd. Bankier. Graaier. Dief. En nu was hij spoorloos.
Marleen en ik vergeleken antwoorden. Na zeven vragen wisten we het. Of we hadden ze samen goed, of we waren samen gezakt.
2
Hij zat op zijn scooter in het fietsenhok, verdiept in zijn telefoon. Max, of eigenlijk Maximiliaan, vernoemd naar een Oostenrijkse keizer van het Heilige Roomse Rijk.
Max droeg altijd beige of witte kleding . Die middag had hij een witte pantalon, een witte polo en tennisschoenen aan. Hij zag eruit als een koloniaal op een plaatje uit onze geschiedenisboeken.
Marleen en ik gaven hem een D. Dat betekende dat hij onbenaderbaar is en verder niet in de andere categorieën valt. Het betekende niet dat hij niet knap is, zoals de jongens in C. (Onze hoogste rating was triple A, maar die hebben we nooit uitgedeeld, zuinig als we waren.)
Een examenperiode is net als carnaval, maar dan zonder verkleedpartijen, alcohol en lol. Dat alles moet je verdienen door te slagen. Daarom is carnaval beter. Eerst het feest, daarna pas het vasten. Maar net als met carnaval laat je in een examenperiode alle regels los. Je bent niet meer bang voor de strenge leraren, met de gepeste docenten heb je voor het eerst een volwassen medelijden, de populaire jongens en meisjes die je jaren op een voetstuk hebt geplaatst, veranderen langzaam maar zeker in mensen van toen. Ze zijn niet meer zo belangrijk, je ziet elkaar straks toch niet meer.
Ik liep op hem af, mijn fiets in mijn hand. “Ik hoorde het van je vader. Gaat het wel?”
Max keek me aan, reageerde niet op mijn vraag. Grijze ogen, sproeten op zijn neus en voorhoofd, glanzend haar, de wind erdoorheen, nog meer haar.
Een wedervraag: “Hoe ging het ?”
“Ik moet minstens een 5,5 halen. Jij gaat zeker herkansen?”
“Ik stop helemaal, kan me toch niet concentreren. Ik ga volgend jaar wel naar het Luzac.”
Stoppen met je examens, je schouders ophalen, je boeken in een la gooien, je tas opbergen, het kon gewoon. Je kon ontsnappen.
“Wat vinden je ouders daar dan van?”
Hij schoot in de lach. Het was de eerste keer in die zes jaar dat ik hem zag lachen, echt zag lachen. En ik begreep het.
“Mijn vader is wel de laatste die nu… hij zit in ons huisje in Gattières. In Frankrijk. Wist je dat hij bedreigd wordt? Nu is ie veilig.”
Ik knikte, veilig was goed. Ik draaide mijn fiets al om en toen zei hij: “Gisteren heb ik hem nog gezien. Hij gaf me dit.”
Max wees op zijn horloge. “En ik zei tegen hem: Pa, de afspraak was dat ik die pas krijg, als ik ben geslaagd. En weet je wat ie toen zei? Het maakt niet uit, je hebt je best gedaan, dat is het belangrijkste. Hij is van jou. En ik dacht, ik heb hem niet verdiend. Ik wilde hem eerst nog teruggeven. Maar hij liep mijn kamer al uit.”
Hij haalde zijn schouders op, alsof hij zich wilde verontschuldigen.
Maar je draagt hem wel. Ik dacht het, zei het niet, glimlachte alleen. Hij moet het verwijt hebben gelezen.
3
“Mijn oom vindt al jaren geld. Gewoon, op straat, op de stoep of tussen de condooms onder de rododendrons. Je moet naar beneden kijken, zegt hij altijd. Iedereen leeft tegenwoordig op ooghoogte, niemand ziet nog wat er boven of beneden is.”
Ik zat met Max op een bankje in het Volkspark. De examens waren eindelijk voorbij. Het motregende, het park was leeg en een beetje donker. Ik liet Iris uit, Max was er met Henry, zijn border collie. De kraag van zijn beige regenjas was omhoog geslagen. Hij zag eruit als een privédetective. Een aktetas stond naast hem op de bank. Hij had me een bericht gestuurd, wilde me iets laten zien.
“Mijn oom is boekhouder, hij houdt bij hoeveel hij vindt. Vorig vond hij 59,65 euro op straat. Dat geld geeft hij standaard aan mij, na ieder schooljaar als ik mijn rapport laat zien. Mijn oom zegt dan altijd met een knipoog: Het is eigenlijk van niemand, dus van iedereen. Heel Nederland beloont jouw goede cijfers.”
Ik keek omhoog, naar de kruin van een kastanje. Achter ons ruisten heesters. Ik houd van het Volkspark, een geschenk van een rijke textielfabrikant aan zijn stad en de wevers. De architect bedacht een Engels park met meanderende vijvers, die – zoals we geleerd hebben bij CKV – Hogarths line of beauty volgen. Iris en Henry renden rondjes om twee eiken.
Max maakte zijn tas open en haalde een kluisje tevoorschijn. Ik dacht aan een bom. “Ik heb mijn horloge verkocht. Het geld zit hierin. Plus al het geld dat ik van mijn oom heb gekregen. Dat heb ik nooit uitgegeven, altijd bewaard. Ik durfde het nooit uit te geven. Plus nog wat spaargeld van mezelf. Er zit in totaal tienduizend euro in.”
Het was een klein wit kluisje, met cijfers en de letters A en B op het deurtje.
“Wat wil je gaan doen?”
“Ik geef het terug aan de mensen. Dat is wat ik ga doen, verdomme.”
Max stond op, liep het gras op, nam de houding van een kogelstoter aan en wierp het kluisje in de vijver. Op dat moment kwamen Henry en Iris aanrennen. Ze dachten dat het een spelletje was en sprongen in het water. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. Het begon harder te regenen. Na een tijdje klommen de honden er weer uit. Max bleef bij de oever staan, in zijn regenjas, zijn haren nat. Als ik terugdenk aan die middag, zie ik Max weer bij de bocht van de vijver, urenlang, totdat hij in de regen verdwijnt.
Ik denk dat ik op een moment Iris heb geroepen en gewoon naar huis ben gegaan. Eigenlijk had ik naar hem toe moeten lopen en iets moeten zeggen. Maar ik ben een fatalist. Ik denk dat je niet kunt ontsnappen.
4
De telefoon ging. Met bezwete handen nam ik op. Het was Marleen.
“Jezus, waarom bel je nu, je weet toch dat we vandaag de uitslag…”
“Zet de televisie aan.”
Een extra journaal vanuit Enschede. Ik kon het niet geloven. Het Volkspark was veranderd in een buitenzwembad. Tientallen mensen zwommen in de serpentinevijver, spartelend, duikend, op zoek naar het kluisje. Sommigen met zwembrillen op, anderen in duikpakken. Max had een foto van het geld gemaakt. En de code van het kluisje op internet gezet. Hij had zelfs aangekruist waar het kluisje ongeveer moest zijn. De politie was erbij en haalde mensen uit het water.
“Max is gearresteerd, wist je dat? Verstoring van de openbare orde. Net goed, zo vader, zo zoon.” Marleen hing op.
Tien minuten later belde meneer De Vries. Een 5,1 voor economie. Hij was toch trots op mij. “We weten hoe hard je ervoor hebt gewerkt, hè? Je hebt karakter en doorzettingsvermogen, dat kan niemand van je afpakken, hè? Daar heb je wat aan voor de rest van je leven. Echt waar. Je gaat gewoon herkansen, hè?”
Ik zweeg en liep naar mijn slaapkamerraam. Er was niets te zien, behalve de postduiven van de achterbuurman die onvermoeibaar hun rondjes vlogen.
Over de auteur
Joost Jungsik Vormeer debuteerde in 2015 met een kort verhaal op De Optimist. Daarna publiceerde hij verhalen in o.a. Liter en Kluger Hans. Hij trad ook op met poëzie en dit najaar verschijnt zijn eerste vertaling, een kort verhaal in de bundel Lot van Bryan Washington.
Over de illustrator
Danibal is illustrator. De echte naam is Daniel Hentschel (1977). Ik ben getrouwd, we hebben twee zonen, huisdieren en wonen in Utrecht. Naast tekenen en vormgeven ben ik ook actief als muzikant (experimentele zanger en mondharpist) en ik organiseer activiteiten zoals de maandelijkse show De Komijnen en het podium voor boventonen, Klangkörper.
Lees meer van Joost Vormeer
SLAA x De Optimist: Een processie
Door Joost Vormeer‘Hoe laat ben je morgen ontboden?’ Dat dwingende woord had Simon in een roman van Herta Müller gelezen. Nu gebruikt hij het te pas en te onpas om verplichtingen aan te duiden. ‘Om half tien, geloof ik.’ Ik bladerde door mijn agenda en vond het visitekaartje met daarop de tijd. Het karton voelde dik en […]
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Kadar
Door Mattijs DeraedtSinds Vriend gestorven is, kijk ik elke dag om 16.15 u. naar de grote kreeft in de supermarkt. Natuurlijk wandel ik niet meteen naar hem toe. Ik ga eerst een voor een de gangen af en koop wat er die dag op het boodschappenlijstje staat. Wanneer ik bij de visafdeling aankom, kniel ik voor het […]