kort verhaal

Penne al Arrabiata

Door Gerrit van Lowe | beeld: Gemma Pauwels
27 februari 2014

“Gemaakt door Ronny Henri Szostek,  woensdag 23 september 2009. Super gemakkelijk om te maken!! Gebruik goede kwaliteitstomaten zoals pruimtomaten of Roma tomaten. Heerlijk met geroosterd ciabatta-brood of knoflookbrood.

Ingrediënten:

  • 4 personen
  • 6 eetlepels olijfolie
  • 1 pak Penne rigate
  • 2 teentjes knoflook
  • 2 chilipepers
  • 3 blikken tomaat, of 800 gr verse tomaten
  • rode pepervlokken
  • zout
  • peper

Bereidingswijze voor dit gerecht:
Verhit de olijfolie in een braadpan of lage sauspan. Voeg de fijngehakte knoflookteentjes en de chilipepers toe aan de olie en laat gedurende enkele seconden bakken. Doe de gepureerde tomaten in blik erbij en de zout, peper en rode peper vlokken. Laat een goede 15 minuten pruttelen en kook de bij voorkeur “De Cecco” Penne rigate gaar zoals staat aangegeven op de verpakking.
Giet de pasta af en doe de nodige porties over in een wokpan of dergelijks. Voeg voldoende van de saus bij de pasta en bak het geheel totdat het voldoende warmte heeft. Napeer eventueel de pastaschotel met de overgebleven saus en klaar is kees.”

eyeballeye kader

Penne al Arrabiata was de laatste weken zijn lievelingseten. Hij maakte meestal een kilo. De helft ervan sloeg hij op in zijn diepvries, dan kon hij er de volgende week nog eens van eten. Met kleine veranderingen probeerde hij het recept te perfectioneren. Een half pepertje meer, een takje rozemarijn of een snufje zout erbij; het was een wereld van verschil. Vandaag deed hij weer een toevoeging aan het oorspronkelijke recept. Nu wreef hij de schilletjes van een derde teentje knoflook, dat was er een meer dan vermeld in het recept. Net dat zoetrotte wat meer tintelend op de voorgrond. Dat zoetrotte dat je altijd proeft bij knoflook, unami, de zesde smaak die een voorschotje neemt op de dood, zei hij weleens. Je weet bij dat proeven dan dat het leven ook vooral doodgaan is. Daarom waardeert natuurlijk niet iedereen dit uitje. Dat zijn angsthazen die hun lot niet aankunnen. Daar had hij geen moeite mee. Unami zat in moedermelk, dat zei genoeg.
De derde teen knoflook oogde bruin en had her en der zwarte vlekjes. De teen leek wel een rotte snijtand van een katachtig roofdier. Het deerde hem niets en hij voegde hem fijngehakt toe aan de reeds gevijzelde tenen. Er was dan ook haast. Hij was laat voor een opening van een kunstexpositie. Niet dat hij wat had met kunst, maar een bevriende jonge collega-docent Beeldend Vormen van wie de kunst was, had hem zeker vijftien keer gevraagd te komen. Nu moest hij wel.

knoflook

De expositieruimte was voorheen een slagerij. Hoewel het gebouw grondig gereinigd was, kon zelfs voor mensen met een niet al te grote verbeelding, mensen als Parec Wurst (docent Aardrijkskunde), hier onmiddellijk de geur van verschraald bloed en brak vlees waargenomen worden.
“Parec, dat je gekomen bent. Super man! Had ik niet verwacht. Vind ik leuk.” Zijn jonge collega sloeg hem een paar keer ferm op de schouder.
“Ik zal je straks mijn schilderijen laten zien. Vanavond zijn er twee performances…” De jonge collega keek er veelbetekenend bij.
Parec wilde even zitten: “Kan ik ergens zitten?” In de kale ruimte was geen stoel.
De jonge collega nam hem mee naar een achterkamer waar een rode tweezitsbank stond. Daar mocht hij even zitten, onderwijl trokken artistieke types langs. Veelal gehuld in wijde gewaden en met wild haar. Zijn jonge collega ging even een biertje voor hem halen. Er kwam een roodharig meisje langs, dat een mandje bij zich droeg waarin heuveltje poppenogen lag. Die bewimperde kunstogen keken Parec Wurst leeg aan. Af en toe knipoogde er een als het mandje teveel bewoog. Het meisje ging naast hem op de bank zitten.
“Is deze plek vrij?” vroeg ze. Hij knikte instemmend en wreef daarna over zijn buik die verkrampt en hard was.

Toen herkende hij het meisje. Ze was een leerling geweest in de eerste klas die hij ooit lesgaf. Haar make up was niet meer helduister en overdadig als toen; het roze van huid verhullend, het leven een beetje ontkennend. Althans, dit type mens legt de prioriteiten anders, dacht Parec. De dood kwam bij hen voor het leven. Het donker voor het licht. Maar al met al was ze toen een aardig meisje geweest.
“Ik gaf je les”, zei Parec, “je heet Marit. Marit de Vries.”
“Dat je dat nog weet,” zei Marit. “Ik herken je niet.” Toen zwegen beide even en keken voor zich uit.
“Wat voor vak gaf je?” vroeg Marit de Vries.
“Aardrijkskunde…,” zei Parec en hij wreef over zijn buik die harder werd en rommelde. De verkrampingen werden erger. Waar bleef zijn collega toch?
“Zegt me niets. Al is er iets bekends aan je gezicht. Ik ga dadelijk een performance doen. Ik hoop dat je komt kijken.” Ze stond op en liep weg met haar mandje poppenogen een donkere kelderruimte in.

De eerste performance begon. Het was die van Marit de Vries. Parec Wurst nipte aan zijn bier. Veel publiek was er op de avond afgekomen. Het meisje kwam in de volle warme ruimte binnen gehuld in een koeienpak waarin alleen een opening was op de plek van haar gezicht. Het mandje met poppenogen droeg ze strak voor zich. Er klonk een geluidsopname van panisch loeiende koeien. Bij de registratie stonden de beesten vast voor hun abattoir. Het gegil ging vreselijk hard door de boxen. Marit de Vries stond nog maar net tussen haar toeschouwers of ze wierp een poppenoog zachtjes tegen de schouder van een moederlijke dame, wat mollig met rode schoentjes. ‘Kijk,’ fluisterde Marit. Ze keek daarna strak voor zich uit. Toen draaide ze een kwartslag. Weer graaide ze een poppenoog uit het mandje en wierp het ding nu tamelijk hard tegen een jongen die niet zo op leek te letten. ‘Kijk,’ zei Marit nu iets harder. De jongen lette op. De rest van het publiek ook. Niemand had zin om met een poppenoog tot de orde geroepen te worden. Nee, Parec zorgde er ook voor dat alles aan hem concentratie veinsde. De neusvleugels strak, de wenkbrauwen hoog, de lippen ietwat opgetrokken. Desinteresse kon men hem niet verwijten, als men alleen maar naar hem keek. Alleen zijn rommelende buik had hij niet onder controle. Die werd pijnlijker en harder. Eigenlijk moest hij even naar het toilet. Onmogelijk, Marit de Vries zou hem doodgooien met die poppenogen. “Kijk”, “Kijk”, “Kijk” galmde het inmiddels met ijzige regelmaat door de voormalige slagerij.

Voorafgaand aan iedere uitroep wierp Marit de Vries hard een poppenoogje tegen iemand in het publiek. Parecs buik verkrampte als warmde een duivel de hoornige vuist in zijn darmen. Maar Parec Wurst hield vol. Weglopen leek een doodsvonnis. Daarnaast waren de poppenoogjes bijna op. De bodem van het mandje kwam in zicht, zag Parec. Er lagen nog twee oogjes te knipperen op een wat glooiend rood doekje. Marit wierp ze beide naar een wit doorzichtig meisje met veel piercings dat volkomen in de presentatie opging en de poppenoogjes met trots tegen haar voorhoofd opving. Dat moest pijn doen. Maar goed, het ergste leek voorbij. En dan zo eerst naar het toilet, de krampen waren bijkans ondraaglijk . Parec stond een beetje krom. Toen keerde hij zich per ongeluk al wat van het publiek en zijn oudleerling af in de richting van het toilet. Toch net te vroeg.

Een doffe dreun, dik geelglazig slijm gleed bij de rechterslaap naar beneden, voordat hij onderuit ging en op de betonnen vloer belandde, hoorde hij nog net, maar hard: “KIJK…”. De geluidsopname van de loeiende koeien in doodsangst ging naar een luidruchtig hoogtepunt. Daarna, zonder afbouw, volkomen stilte. Daar was het applaus.

Hij lag op de grond en zag hoe voor hem, voor zijn neus, een koeienoog lag.
“Goed man,” fluisterde zijn jonge collega hem even daarna in het oor en hij wreef Parec bemoedigend over diens schouders, “ik ga een biertje voor je halen,” Parec Wurst stond daarna maar op. Niemand keek naar hem om. Dit hoorde blijkbaar bij performances. Eerst naar het toilet. Daar liet hij het gaan. Hij liet het onvoorstelbaar gaan, sprak dimensies in het ontlasten aan die hij niet kende. Zijn buik ontspande en Parec voelde zich beter. Hij opende de deur. Daar stond Marit de Vries. Ze snifte. “Is dit toilet verstopt?” “Nou,” probeerde hij nog,”het spoelt alleen wat moeilijk door…” Ze was al verdwenen. Angsthaas. Hij hoopte dat de tweede performance snel voorbij zou zijn.

Toen hij thuiskwam, nam hij nog wat koude Penne al Arrabiata uit de koelkast. Het smaakte hem niet. Voortaan hield hij zich precies aan recepten. Dat was moeilijk genoeg.

Over de auteur

Gerrit van Lowe (Rips, 1983) werkt rustig aan een verzameling verhalen die inmiddels meer dan 2000 handgeschreven pagina's omvat. Hij vervult een prominente rol in het culturele dorpsleven van zijn woonplaats.

Over de illustrator

Meer informatie over en werk van Gemma Pauwels is te vinden op haar uitgebreide website: gemma.nu

Lees meer uit de categorie kort verhaal

De Wilde Bizon

Door Fenna Riethof

‘Schrok je daar niet van?’ vroeg mijn vader. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. ‘Je schrok niet.’ ‘Nee, ik schrok niet. Jij?’ ‘Nee.’ ‘Want het ging niet mis.’ ‘Nee.’ Ik zag de craquelé rond zijn ogen en de matheid van zijn haar, dat volgens hem op foto’s witter overkwam dan het was. We zaten op een […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen